14-10-2010
FREE WEST PAPUA SOLIDARITY OF SURINAME
http://www.freewestpapua.com.au/
West Papua, or Irian Jaya as it's often referred to in Indonesia, is the western half of the island of New Guinea and is only 250 kilometres from Australia.
During the 1950s, with assistance from its Dutch colonial government and the Australian government, West Papua was moving towards independence. By 1961 the colony had its own flag, the 'Morning Star', and Papuan government officials.
However in 1962, conflict erupted over West Papua between The Netherlands and Indonesia, and a United Nations agreement gave control of the colony to Indonesia for six years. This was to be followed by a referendum to determine the views of the population.
These six years of Indonesian control saw well-documented cases of violence and abuse by the military. Then in 1969, Indonesia conducted a shame referendum called the Act of Free Choice.
Only 1025 Papuans, representing a population of one million, were picked to vote. Under severe duress, including threats from senior ranking military officials to cut their tongues out, they voted to remain part of Indonesia.
Despite a critical report by a UN official who was present, citing serious violations, the UN shamefully sanctioned the vote and West Papua officially became a part of Indonesia.
Papuans call this referendum the "Act of No Choice".
In the 35 years that have followed, the people of West Papua have suffered at the hands of Indonesia's military regime. Since 1962 an estimated 100,000 people have been killed or disappeared by the brutal military regime. Thousands have been raped and tortured and entire villages, especially in the highlands, have been destroyed. During the mid-1990s the Indonesian military systematically destroyed village gardens, causing widespread famine.
Despite the democratic reforms in Indonesia following the fall of General Suharto in 1998, terrible human rights abuses have continued. In 2001, the elected leader of the Papuan Presidium Council (PDP), Mr Theys Eluay, was assassinated by the Indonesian military.
A military build up in West Papua has continued under Indonesian President Susilo Bambang Yudhoyono and a government ban on journalists traveling to West Papua severely limits the international community's ability to monitor the scale and impact of the human right abuses occurring in West Papua.
05-10-2010
03-10-2010
FIRST SET TO TRIBUTE TO SURINAME HEROES IN WORLD WAR 2 SURINAAMSE SOLDATEN IN WO2 1940 1945
Suriname in WO2
Er zijn niet veel Nederlanders die het weten, maar Suriname heeft een grote bijdrage geleverd aan de overwinning van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog. Jarenlang was de Amerikaanse oorlogsindustrie voor zijn vliegtuigbouw voor meer dan 60 procent afhankelijk van Surinaamse bauxiet. Bovendien vochten honderden Surinamers mee tegen de Japanners en de Duitsers. De Surinaamse ambassadeur in Nederland vindt dit voldoende reden om Surinamers nauwer bij de Nederlandse herdenkingsplechtigheden te betrekken. "Gezamenlijk herdenken doet recht aan de historische feiten."
"Het enige dat ik mij van de Tweede Wereldoorlog in Suriname kan herinneren is dat ik als jongetje van 5 jaar grote tanks over de zandwegen langs ons huis zag rijden en soms grote Zeppelins zag overkomen. Verder heb ik van de oorlog weinig meegekregen", zegt Evert Azimullah, ambassadeur van Suriname in Nederland. "Pas toen ik opgroeide", vervolgt Azimullah, "en ik meer ging lezen over de Surinaamse geschiedenis, ben ik erachter gekomen dat de rol van Suriname niet zo zijdelings is geweest als ik aanvankelijk dacht. Ik realiseerde mij toen ook dat er ons op school, in het op de Nederlandse leest geschoeide onderwijs, wel erg weinig over die Surinaamse bijdrage is verteld."
De Surinaamse bijdrage aan de strijd van de geallieerden is een ondergeschoven kindje. Niet alleen autochtone Nederlanders, maar ook de Surinaamse gemeenschap in Nederland en in Suriname zelf zijn maar nauwelijks op de hoogte van de betekenis van hun land voor het verloop van de oorlog. Ambassadeur Azimullah heeft daar ook wel begrip voor. "Temidden van het grote oorlogsgeweld valt de rol van het kleine landje Suriname natuurlijk weg, hoe belangrijk, en in veel opzichten ontroerend die rol ook is geweest", zegt hij. "Maar voor een kleine gemeenschap als de Surinaamse gaat het om een belangrijk hoofdstuk uit de geschiedenis."
De ambassadeur houdt elk jaar een toespraak tijdens een oorlogs-herdenkingsplechtigheid van voor-malige werknemers van de KNSM in Amsterdam en merkt dan dat de Surinaamse oud-strijders en nabestaanden het zeer op prijs stellen dat er aandacht wordt besteed aan hun rol in de oorlog. Veel Surinaamse militairen deden tijdens de oorlog op koopvaardijschepen dienst als kanonnier om de vloot te beschermen tegen Japanse lucht- en Duitse torpedo-aanvallen. "Ook jongeren komen dan naar mij toe en zeggen 'Goh, ik wist dit allemaal niet. Er moet meer aandacht aan worden besteed."
Amerikaans legermacht in Suriname
Bauxiet en diep gevoelde loyaliteit aan Nederland zijn de twee sleutelbegrippen waar het bij de Surinaamse oorlogsbijdrage om draait.
De enorme bauxietvoorraden waarover Suriname beschikte, werden vanaf 1939 van groot belang. Bauxiet is de grondstof voor aluminium en Engeland en de Verenigde Staten waren voor hun vliegtuigproductie, die in allerijl opgevoerd moest worden, voor hun bevoorrading grotendeels op de Nederlandse kolonie aangewezen. Tussen 1940 en 1943 leverde Suriname 65 procent van de Amerikaanse behoefte aan bauxiet. Zo belangrijk waren de Surinaamse bauxietmijnen dat Amerika in 1941 een legermacht van 2.000 man in Suriname stationeerde om de mijnen te beschermen. De Amerikanen waren bang voor een inval vanuit het naburige Frans Guyana, dat de zijde van Vichy-Frankrijk had gekozen, of Brazilië, waar veel Duitsers woonden. Zelfs een Duitse invasie vanuit zee, met behulp van duikboten, werd niet uitgesloten.
De strijdmacht van Suriname, de Schutterij, leverde haar eigen bijdrage aan de verdediging van de bauxietmijnen: de troepenmacht groeide van 180 man in 1940 tot ongeveer 5.000 in 1942, onder wie voor het eerst ook Surinaamse vrouwen. Naast deze grotendeels op dienstplicht gebaseerde bijdrage kwam er vanaf mei 1940 echter ook een grote golf van spontane steunbetuiging aan Nederland los.
"De Surinamers waren geschokt door de bezetting van Nederland. Ze voelden die als een inbreuk op hun eigen eer. Ze voelden zich verplicht Nederland en het koningshuis te verdedigen," aldus Azimullah. "Achteraf gezien is die enorme loyaliteit aan het koloniale moederland opmerkelijk te noemen. Maar je moet het natuurlijk in zijn tijd plaatsen. De grote massa van de Surinaamse bevolking wist niet beter dan dat de rood-wit-blauwe vlag en het koningshuis heilig waren. Ik denk trouwens dat de pro-Nederlandse houding die toen bij grote delen van het Surinaamse volk leefde, in 1999 nog steeds bestaat."
Enkele honderden Surinamers meldden zich vrijwillig voor dienst in de Prinses Irene Brigade, een aanbod dat werd afgeslagen, volgens geschiedschrijver Lou de Jong zeer waarschijnlijk omdat de Nederlandse regering in ballingschap niet wilde dat de zwarte Surinamers bij blanke soldaten werden ingedeeld. Pas in de laatste oorlogsjaren werden honderden Surinaamse vrijwilligers ingedeeld bij troepen die tegen de Japanners vochten in Nederlands Indië. Zo'n 200 Surinamers kwamen als 'gunners' op koopvaardijschepen terecht. Tientallen Surinamers sneuvelden. Een aantal van de Surinamers die bij het uitbreken van de oorlog in Nederland waren, sloot zich aan bij het verzet. Van hen is Anton de Kom, die door de Duitsers werd opgepakt en in een concentratiekamp werd gedood, de bekendste. Ook veel joodse Surinamers werden door de Duitsers weggevoerd en vermoord.In de ogen van Azimullah een van de opmerkelijkste bijdragen was de inzamelingsactie voor de aanschaf van een Spitfire. "De Surinaamse bevolking bracht meteen aan het begin van de oorlog 38.000 gulden bijeen, destijds een omvangrijk bedrag, om een vliegtuig te kopen dat zou moeten meevechten voor de bevrijding van Nederland. Dat was voor zo'n kleine bevolking toch een prachtige geste', vindt Azimullah. "Als je bedenkt dat arme mensen die geen financiële bijdrage konden leveren hun aluminium pannen en potten omsmolten, dan geeft dat blijk van een verknochtheid aan Nederland die ronduit ontroerend is te noemen."
Surinamers bij herdenkingen
Azimullah betreurt het dat de Surinaamse bijdrage bij de officiële herdenkingen vaak onderbelicht blijft. "Koningin Wilhelmina heeft destijds haar dank betuigd voor de rol van Suriname en premier Gerbrandy heeft openlijk verklaard dat de geallieerde overwinning mede te danken is aan olie uit de Nederlandse Antillen en de Surinaamse bauxiet. Dat is voor ons van grote betekenis geweest, maar daarna hebben we van Nederland weinig meer vernomen." De ambassadeur vindt dat de herdenkingsplechtigheden op 4 en 5 mei de gelegenheid bij uitstek zijn om de Surinaamse oorlogsbijdrage meer aandacht te geven.
"Wellicht zou het goed zijn Surinaamse vertegenwoordigers bij de herdenkingen uit te nodigen. Hun aanwezigheid heeft een sym-bolische functie en stemt mensen tot nadenken." Om die reden is de ambassadeur ook heel blij met de jaarlijkse deelname van de Surinaamse Oorlogsveteranen aan de kranslegging op de Dam.
"De aanwezigheid van Surinamers bij de herdenkingen draagt ertoe bij dat mensen beseffen dat ook Surinamers een rol hebben gespeeld in de oorlog. Als ze ee Surinaamse vertegenwoordiging zien, maakt dat duidelijk: Suriname was erbij! Een Nederlands-sprekend volk heeft meegevochten onder Nederlandse vlag. Ze wilden niet anders. Daar moeten beide zijden toch ook iets bij voelen. Het is daarom meer in overeenstemming met de historische werkelijkheid als er meer Surinamers bij de herdenkingen in het land aanwezig zijn."
Azimullah maakt hierbij geen onderscheid tussen de Surinamers in Suriname en hun volksgenoten in Nederland. Gezamenlijk herdenken heeft volgens hem vooral in Nederland als bijkomend voordeel dat het de integratie stimuleert.
"Ik denk zeker dat de Surinaamse Nederlanders het op prijs zouden stellen als er meer aandacht wordt besteedt aan de rol van Surinamers in de oorlog en zij erbij worden uitgenodigd. Het kan ook helpen een groter gevoel van verbondenheid tot stand te brengen tussen de Surinamers en de autochtone Nederlanders in deze multiculturele samenleving," zegt Azimullah. "Als we daar gezamenlijk staan, bij de herdenkingen,en andere Nederlanders en Surinamers zien dat, dan kan dat alleen maar een positieve uitwerking hebben op het integratieproces. Nee, ik zie geen enkel negatief element. Een nauwere betrokkenheid van Surinamers bij de herdenkingen zou een schot in de roos zijn."
Bron:
interview met dhr. Evert Azimullah, ambassadeur van Suriname in Nederland, door Jos Havermans, d.d. januari 1999 (dit interview is afgedrukt in Vier Vrijheid, maart 1999)
16-09-2010
TRIBUTE TO FREDERIK RAMDAT MISIER THIRD PRESIDENT OF THE REPUBLIC SURINAME/ HULDE AAN DE DERDE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME
Lachmipersad Frederik "Fred" Ramdat Misier (28 October 1926–25 June 2004) was the 3rd President of Suriname, serving from 1982 to 1988.
Early life
He was born on 28 October 1926 in Paramaribo, Suriname. His parents were Famparpas Ramdat Misier and Ramkali Misier.[1]
Political career
Before becoming president, Ramdat Misier served as a teacher, lawyer and president of the Court of Justice. Dictator Desi Bouterse appointed Ramdat Misier third president of Suriname on 8 February 1982. As president, he oversaw November 1987 democratic elections that elected Ramsewak Shankar to the presidency. Ramdat Misier was succeeded by Shankar in February 1988.[2]
Death
Ramdat Misier died on 25 June 2004, at the age of 78. His death occurred at the country's capital, Paramaribo. Former president Jules Wijdenbosch commented on Ramdat Misier's political career, saying "he has played a vital role in Suriname's new democratic gestation. He brought unprecedented developments for the country."[2] He is survived by his spouse, Hilda Doergadei Dewanchand. Ramdat Misier's cremation was held on 30 June and was attended by a number of dignitaries, including Wijdenbosch and current president Ronald Venetiaan.[3]
Fred Ramdat Misier
L.F.Ramdat MisierLachmipersad Frederik (Fred) Ramdat Misier (Paramaribo, 28 oktober 1926 – aldaar, 27 juni 2004) was van 1982 tot 1988 waarnemend president van Suriname.
Ramdat Misier studeerde rechten en werkte voor daarna als ambtenaar voor de griffie van Paramaribo. In mei 1952 werd hij Hoofd van het Bureau Kosteloze Rechtsbijstand van Suriname. In 1961 werd hij waarnemend griffier van het kantongerecht in het Nederlandse Utrecht. Van 1961 tot 1963 was hij waarnemend lid van het Surinaamse Hof van Justitie. In 1963 werd hij lid van het Hof van Justitie. Na de onafhankelijkheid van Suriname werd Ramdat Misier vicepresident van het Hof van Justitie. Volgens een bepaling in de grondwet van Suriname, moest de (vice)president van het Hof na het onverwacht aftreden van een staatspresident, waarnemend president van de republiek worden. Deze situatie deed zich in februari 1982 voor, toen president Henk Chin A Sen na een conflict met legerleider Bouterse aftrad. Volgens de grondwetsbepaling volgde Ramdat Misier hem als president op.
Ramdat Misier vervulde het ambt van waarnemend president tot februari 1988, toen hij als president werd opgevolgd door Ramsewak Shankar.
Fred Ramdat Misier overleed op 77-jarige leeftijd
23-08-2010
120 JAAR JAVAANSE IMMIGRATIE IN SURINAME 1890 2010
/>
1
Persbericht
120 Jaar Javaanse Immigratie. Een Andere Kijk op Geschiedenis
Dit jaar is het 120 jaar geleden dat de eerste groep Javaanse contractarbeiders uit Nederlandsch-Indië naar Suriname vertrok. Op 9 augustus 1890 kwamen ze in Paramaribo aan.
Op zondag 8 augustus 2010 wordt de historische aankomst van deze eerste groep Javanen gemarkeerd met een Culturele Manifestatie. De Manifestatie wordt ingevuld met muziek, dans en theater. Ook is er een jongeren talkshow. Jongeren gaan met elkaar in gesprek over hun beleving van de Javaanse identiteit. De fototentoonstelling Javaans Erfgoed in Nederland van fotograaf Matte Soemopawiro, die eerder te zien was in de Bibliotheek Segbroek, Den Haag zal ook tijdens de Manifestatie te bezichtigen zijn.
De Manifestatie besteedt tevens aandacht aan het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Het project dat oral histories verzamelt in de drie landen, is een gezamenlijk initiatief van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI). Aan het project werken mee het Indonesisch Wetenschappelijk Instituut, Lembaga Ilmu Pengetauan Indonesia (LIPI) en de Vereniging Herdenking Javaanse Immigratie (VHJI) in Suriname. Tijdens de Manifestatie krijgt het publiek informatie over de voortgang. Een film en een theatrale vertolking van een levensverhaal, bieden een voorproefje van de resultaten van het project.
Op zaterdag 27 november 2010 worden de resultaten in de vorm van een boek en een website gepresenteerd in de Centrale Bibliotheek Den Haag.
Achtergrondinformatie Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.
Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.
31-07-2010
22-07-2010
18-07-2010
BERNARDO ASHETU DICHTER LITTERATURE
Bernardo Ashetu, pseudoniem van Hendrik (Henk) George van Ommeren, (Kasabaholo, 4 maart 1929 — Den Haag, 3 augustus 1982) was een Surinaams dichter.
Leven
Van Ommeren alias Ashetu werd geboren aan de rand van Paramaribo. Hij bracht zijn jeugd in Suriname door en een groot deel van zijn latere leven als scheepsmarconist in de Caraïbische wateren. Hij debuteerde in de reeks Antilliaanse Cahiers van De Bezige Bij met de omvangrijke bundel Yanacuna (1962), ingeleid door Cola Debrot, waarin behalve gedichten ook enkele korte poëtisch getoonzette prozastukjes staan, die mogelijk als prozagedicht zijn op te vatten. Hoewel hij debuteerde in een tijd toen vele dichters zich voor het eerst presenteerden, onttrekt zijn in het Nederlands geschreven poëzie zich aan de toon en de dichterlijke objecten van die dagen (in het bijzonder aan de maatschappelijk bewogen strijdpoëzie). Hij schrijft gevoelige verzen, fijnzinnig observerend hoe droom en werkelijkheid uit elkaar groeien (hij had een enorm problematische relatie met zijn vader) en uiteindelijk slechts droefenis overblijft voor ontheemden overaI ter wereld.
Lang na zijn overlijden begonnen zijn gedichten te verschijnen in de Spiegel van de Surinaamse poëzie (1995) en in tijdschriften als Dietsche Warande & Belfort, Bzzlletin, Poëziekrant en De Tweede Ronde. In 2002 kwam er een nieuw bundeltje van hem uit in Paramaribo: Marcel en andere gedichten. In 2007 verscheen in Nederland een keuze uit zijn werk gemaakt door Gerrit Komrij onder de titel Dat ik zong. Later dat jaar verscheen een bibliofiele editie van zijn gedicht Indiaans (zie Werkgroep Caraïbische Letteren).
Een gedicht van Bernardo Ashetu
Onkruid
Bespot mij niet
vandaag
nu 't mis is
met m'n kleurkrijt.
De tonen zijn
te zwak van
m'n mooie klarinet.
Bespot mij niet
vandaag
nu ik met de
spade omwoel m'n
tuin vol bitter onkruid.
13-07-2010
13-06-2010
Olton Willem van Genderen 20 jaar 1921-1990
Olton Willem van Genderen werd op 17 oktober 1921 te Albina geboren in het distrikt Marowijne; overleden op 9 november 1990 in Paramaribo. Hij werd vanwege zijn inzet en motivatie naar de stad gestuurd om zich verder te ontwikkelen. Door de Evangelische Broedergemeente (EBG), werd hij opgevangen en gevormd in het internaat Saron, de zogenaamde "gele kost".Zijn internaatsperiode kenmerkt zich door strenge discipline van zijn opvoeders. Hij bleek zich goed te kunnen handhaven en onderscheidde zich reeds vanwege zijn inzet, ijver, overtuigingskracht en doorzettingsvermogen.
Ambtelijke loopbaan Na zijn ULO en MULO periode startte hij zijn ambtelijke loopbaan als schrijver bij het departement van onderwijs. Vervolgens doorliep hij verschillende rangen bij de dienst der Invoerrechten en Accijnzen. In het kader hiervan voltooide hij zijn opleiding als verificateur in Nederland. Op 38 jarige leeftijd werd hij ambtenaar ter beschikking op het ministerie van Sociale Zaken. Op zijn 39ste onderdirecteur en op zijn 42ste volgde zijn benoeming tot de hoogste ambtelijke post nl. dat van directeur van het ministerie van Arbeid en Sociale Zaken. Tot zijn pensionering in 1981 was hij Raadsadviseur in Algemene dienst op het ministerie van Algemene Zaken. In de samenleving vervulde hij uiteenlopende leiding gevende en coördinerende functies in de vakbeweging en politiek.
De vakbondsleider In de vakbeweging functioneerde hij enige jaren als voorzitter van de douane bond, van 1957 en 1963 als voorzitter van de Paranam Werknemersbond (PWB) en als voorzitter van de SMS bond. In 1963 werd hij benoemd tot ere-voorzitter van de PWB en van de bond van personeel in dienst van de Scheepvaart Mij. Suriname (SMS).
De politicus In de nationale politiek kenmerkte hij zich door nadrukkelijk te functioneren als pleitbezorger en belangenbehartiger voor de bewoners van de districten en het binnenland. Olton was één van de actieve politici die voorstander was van het creëren van basisvoorzieningen zoals electriciteit, water en overige relevante infrastructuur ten behoeve van onze broeders en zusters in het binnenland en districten. Als districtskind wist hij uit eigen ervaring hoe noodzakelijk het was om het platteland tot ontwikkeling te brengen.Als geen ander kende hij de zeden, gewoonten en cultuur van de bewoners uit het binnenland en liet zich kennen als een oprechte Afro-Surinamer, die vloeiend het Aukaans, Saramaccaans, Paramacaans en Matawai sprak. Als blijk van waardering voor zijn bijzondere inzet werd hem door de binnenlandsbewoners de roepnaam "Da Djende" toegekend, hetgeen betekent mijn "Goeroe". Deze politieke roepnaam "Da Djende" groeide uit tot een begrip in de Surinaamse samenleving.
Nationale Partij Suriname (NPS)Vanaf de oprichting in 1946 is hij lid van de NPS en op 21 juli 1958 (oud 37 jaar) deed hij zijn intrede als lid van het Parlement van Suriname, gekozen in het district Paramaribo.Vanaf 1963 tot 1980 werd hij bij elk gehouden parlementsverkiezing ononderbroken (17 jaar lang) gekozen als volksvertegenwoordiger van het district Marowijne.
Voor de NPS vervulde hij zowel in de Partij als in het parlement en de regering verschillende politiek-bestuurlijke functies.In 1978 werd hij gekozen tot partijraadsvoorzitter, welke functie hij vervulde tot de herstructurering van de NPS in 1987. Vanwege zijn politieke inbreng en verdiensten voor land en volk en in het bijzonder de Partij waarmee hij zich zo sterk verbonden voelde, werd hij tot erevoorzitter van de NPS benoemd.
ParlementIn dit hoge college van staat vervulde hij de volgende functies:
lid van het parlement.
fractieleider van de fractie van de NPS.
voorzitter van het Surinaams parlement.
RegeringVan 1973 t/m 1980 nam hij deel van de regering van Suriname. Hij vervulde de volgende functies:
minister van districtsbestuur en decentralisatie.
minister van landbouw, veeteelt en visserij.
minister van binnenlandse zaken en districtsbestuur.
Tevens vice minister-president van de Republiek Suriname.
Ambtshalve vertegenwoordigde hij Suriname in binnen- en buitenland en ontving enkele hoge onderscheidingen van de Republiek Suriname, het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Venezuela, t.w.:
ere medaille i.v.m. het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus – Nederland.
Officier in de Orde van Oranje Nassau – Nederland.
Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau – Nederland.
Francisco de Miranda eerste klasse – Venezuela.
Commandeur in de Ere Orde van de Gele Ster – Suriname.
De sportman Op sportgebied heeft hij eveneens zijn sporen verdiend. Als actief tennisspeler is hij Surinaams kampioen geweest en heeft hij tezamen met de heer Fons Maynard als Suriname’s dubbelkampioen in de jaren vijftig Suriname bij een aantal interlands in de regio vertegenwoordigd.Hij is eveneens voetballer geweest van de vereniging Transvaal, van welke vereniging hij tot aan zijn overlijden beschermheer is geweest.
De mens OltonEen bijzondere karakteristiek van Olton was zijn trouw en discipline.Trouw aan zijn partij, trouw aan zijn vrienden, trouw aan het gegeven woord, en bovenal trouw aan zijn gezin. Zijn lief en leed deelde hij met zijn vrouw Georgine en hun kinderen aan wie hij slechts één boodschap had nl.: dat de mens er is om te dienen.
Een eigenschap welke vermeld moet worden is zijn oprecht geloof in de opgestane en verrezen Messias, in de Heer van Hemel en Aarde.Hij voerde intensieve en langdurige gesprekken met Hem waarbij hij vroeg om te mogen delen in de genade en de barmhartigheid van de Heer Jezus Christus.Zijn kracht en inspiratie had Olton nodig om te functioneren als vriend, vader, broer, familielid, politicus en mens.
Hij wist, zoals iedereen van ons, dat hij moest sterven en vond vanwege zijn geestelijke overtuiging, dat de lichamelijke dood slechts een overgang is van het leven op aarde met Christus tot het leven in de hemel met Hem.De dood verandert immers de continuïteit van deze relatie niet; hij verrijkt deze alleen maar.
Olton heeft hoop die over het geloof van het graf heen reikt.
Koningin Beatrix viert in Paramaribo de Surinaamse onafhankelijkheid. 2e van links Olton van Genderen. (25 november 1975) (foto: Archief ANP)
Da Djendé
De huidige Surinaamse bevolking die uit vele jongeren bestaat, naar schatting bijna 60%, heeft enorm behoefte aan het leren ontdekken en kennen van de geschiedenis van hun land. Met name de jongeren willen weten wie de leiders waren die leiding gaven aan de onafhankelijkheid van het land. Dit met het oog op het vergroten en versterken van hun historisch besef.
Vele leiders die de onafhankelijkheid inluiden zijn niet méér in leven zoals de toenmalige regeringsleider de heer H.A.E. Arron en de heer E. Bruma, die belangrijke initiatiefnemers zijn geweest ter realisatie van het politiek en economisch op eigen benen staan van de Surinaamse natie.De toenmalige waarnemend Minister President van Suriname, de heer Olton Willem van Genderen, heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vertalen van het belang van de onafhankelijkheid onder de inheemse groeperingen, de Marrons en Indianen.Hij is inmiddels overleden, op 9 November 1990 in Paramaribo en begraven.
Wij willen de jongeren alsook anderen vertellen waarom Olton Willem van Genderen zich heeft ingezet om mee te werken aan de politieke onafhankelijkheid van zijn land. Hij heeft de Graaf von Zinzendorf school doorlopen en volgde in Nederland een beroepsopleiding tot verificateur. Hij kwam in de politiek terecht via onder meer de grote volksleider Johan AdolfPengel en gaf politiek leiding aan de NPS fractie en NPS Partij. Hij ontving van de Surinaamse, Nederlandse en Venezuelaanse Regering grote onderscheidingen.
Voor hem willen wij een website maken en vragen hierbij iedere lezer om informatie, verhalen, anekdotes en leuke ervaringen of foto”s en ander materiaal van Olton Willem van Genderen ter beschikking te stellen. Met name willen wij de actieve rol die de heer van Genderen vervuld heeft bij het onafhankelijkheidsproces van Suriname belichten middels het vertalen van de politieke onafhankelijkheid naar zijn trouwe achterban toe.
Het was bekend dat de heer Olton Willem van Genderen de aan hem toegewezen taken vakkundig en disciplinair vervulde. Het was niet eenvoudig om deze groeperingen de onafhankelijkheidsboodschap bij te brengen daar zij zich reeds toe beriepen op eigen traktaten die met het Nederlands Koningshuis waren afgesloten. De heer van Genderen die grootvertrouwen genoot in het binnenland slaagde erin de aanvankelijke kritisch houding van de inheemsen te transformeren tot een constructieve.
Het is goed om even stil te staan bij de bijdrage die van Genderen geleverd heeftom Suriname op te bouwen. Hij beheerste de taal en cultuur van de Marrons en kon bijzonder effectief en efficiënt met deze groep communiceren en werd alom beschouwd als bruggenbouwer tussen de stad en het binnenland.De autoriteiten in de stad hadden alle vertrouwen in Da Djendé, zoals hij genoemd werd door de Marrons, om een intermediaire rol te vervullen teneinde het integratieproces tussen de inheemsen en niet inheemsen in de Surinaamse multiculturele samenleving te bevorderen.
08-06-2010
25-04-2010
17-04-2010
09-04-2010
03-04-2010
35 JAAR SREFIDENSI 1975 2010 NATIONALE VLAG VAN SURINAME MS
De nationale vlag van Suriname werd officieel in gebruik genomen op 25 november 1975, bij de viering in het sportstadion van het bereiken van de onafhankelijkheid van het land. De vlag bestaat uit vijf horizontale strepen, van boven naar onderen in de kleuren groen (dubbele breedte), wit, rood (viervoudige breedte), wit en groen (dubbele breedte). In het centrum van de vlag bevindt zich een gele, vijfbenige ster.
Het rood symboliseert de vooruitgang en de strijd voor een beter bestaan; het wit staat voor vrijheid en gerechtigheid en de kleur groen is symbool voor de vruchtbaarheid van het land. De ster symboliseert de hoop op een "gouden" toekomst. Volgens Surinames eerste president, Johan Ferrier, in Laatste gouverneur, eerste president (2005), is de positie van de punten nog onderwerp van debat geweest en werd ervoor gekozen twee punten omlaag te richten: 'met beide benen stevig op de grond'.
[
01-04-2010
27-03-2010
LEO GLANS SURINAAMSE SCHILDER 1911 1980
Biografie
Zorgvuldig verbergt hij zijn oeuvre voor de rest van de wereld en gaat zich toeleggen op een nieuwe passie: het verzamelen van kunst. Zijn vrouw, Anna Glans-Voorhoeve, helpt hem door de werken te beschrijven, waarna Leo besluit het al dan niet aan te kopen. Zo blijft hij, ook zonder te kunnen zien, altijd even hartstochtelijk zijn leven wijden aan de kunst.
1911
Op 11 april 1911 wordt Leo Hendriques Hugo Glans (roepnaam Leo) geboren in Paramaribo (Suriname), als eerste zoon en tweede kind van Cornelis Gustav Glans (1882-1954) en Helena Bruijning (1889-1957). Leo Glans krijgt nog zes zusters en één broer André Glans (1926-1999).
1924
Leo experimenteert met allerlei vormen van decoratie zoals textiele werkvormen en handvaardigheid, sjabloneren, batikken, schilderen op glas, brandschilderen, tekenen en ontwerpen. Bij deze bezigheden wordt hij gestimuleerd door Wim Bos Verschuur (1904-1985), die in Paramaribo een meubelwerkplaats heeft waar hij zelf ontworpen meubels maakt.
1925
Leo gaat lessen volgen in het atelier van de Griekse schilder John Pandellis, waar naar platen en stillevens wordt geschilderd. Pandellis hanteert zelf een impressionistische schilderwijze. Leo kopieert ook schilderijen van Pandellis met boten, stillevens en bloemstukken.
1927-1929
Wim Bos Verschuur opent het atelier ‘Vincent van Gogh’ in de Domineestraat, dat een ontmoetingsplaats wordt voor kunstvrienden. Leo gaat bij Bos Verschuur teken- en schilderlessen volgen en brengt ook daarbuiten veel tijd door in het atelier. Hij schildert er bijbelse voorstellingen naar reproducties en helpt Bos Verschuur bij diens reclame- en decoratieopdrachten. Wim Bos Verschuur vraagt een studiebeurs aan voor de akte MO-tekenen aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers in Amsterdam en geeft Leo het programma van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten aldaar, met onder andere informatie over het schilderen van portretten en naaktmodellen. Naar aanleiding daarvan besluit Leo met Bos Verschuur mee te gaan naar Amsterdam.
1929
In augustus komt Leo met het stoomschip Nickerie van de Koninklijke West-Indische Mail aan in Amsterdam.
Hij gaat in de Van Kinsbergenstraat nr. 26 op kamers wonen bij de familie Jonker, een Nederlandse katholieke familie. Leo wordt volledig in het gezin opgenomen en krijgt door zijn vriendschap met dochter Emmie en zoon Jan Jonker snel een grote vriendenkring. Hij blijft er ruim vijf jaar wonen. Bij deze familie heeft ook de Surinaamse schrijver Albert Helman gewoond.
Hoewel de inschrijvingstermijn al is verstreken, mag Leo na een gesprek met de hoogleraar tekenen J.H. Jurres (1875-1946) en het tonen van enkele werken, waaronder een kopie van een Christuskop (ca.1640) naar Guido Reni (1575-1642), aan het toelatingsexamen van de Rijksakademie deelnemen. Hij krijgt een positief advies. Ter voorbereiding op de Rijksakademie gaat Leo vijf dagen in de week bij de schilder, tekenaar en graficus Jan Uri (1888-1969) in Amstelveen tekenlessen volgen. Uri is leraar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam.
Jan Uri
1930
Leo meldt zich aan voor het toelatingsexamen (29 september-2 oktober) van de Rijksakademie. Hij slaagt en wordt toegelaten tot de cursus 1930-1931. Een van de opdrachten was een stilleven met een kist, een kralenketting, een kaarsenstandaard en boeken. In oktober 1930 begint Leo aan zijn eerste jaar aan de Rijksakademie. Zijn klas bestaat verder uit zeven vrouwelijke (S.A.A. Aronson, Maura Blans, Fietje Geesink, V.M.H. Horstman, Rie Knipscheer, Dorothea Kühnen en A. Meijs) en twaalf mannelijke studenten (Wessel Couzijn, A. van Eewijk, G.L. Furiacovics, August Grotegoed, Sem Hartz, J. Kroon, Pieter Kuhn, Th. Meijer, Wim Oepts, A.C. van Santen, Kurt Sluizer en R. Schuurman).
1931-1932
Aan het eind van het eerste studiejaar haalt Leo alle examens met uitzondering van het examen ‘praktisch tekenen’, dat hij voor de kerstvakantie moet overdoen. Hij mag echter wel naar het tweede jaar. Leo wordt vrijgesteld van het herexamen, nadat hij zijn leraren zijn tekening naar de ‘Piëta’ van Michelangelo heeft laten zien.
Pieta naar sculptuur van Michelangelo.(zie Tekeningen)
Leo heeft inmiddels veel vrienden waar hij veel uitstapjes mee maakt. In de zomervakanties gaan ze vaak kamperen in o.a. Soestdijk, Blaricum en Schoorl.
1931-1932
Op 15 september 1931 richten Leo en zes van zijn vrienden de sport- en ontspanningsvereniging “The Happy Scouts” op.
Het bestuur van "The Happy Scouts"Leo: links boven.
In oktober 1931 begint Leo aan zijn tweede jaar van de Rijksakademie. Hij slaagt voor het examen van de tweede tekenklas en mag door naar de vakklas, de schilderklas. Hij kiest voor de vrije schilderklas van prof. Hendrik Jan Wolter (1873-1952) i.p.v. de monumentale schilderklas van prof. Richard Roland Holst (1868-1938).
1933- 1934
Aan het einde van het vierde cursusjaar studeert Leo met goed gevolg af op het schilderij ‘Violoncellist’. Hij besluit nog een jaar op de akademie te blijven om zich voor te bereiden op de wedstrijd voor de Prix de Rome van 1938. Hij verhuist naar de Vossiusstraat, omdat hij een eigen atelier wil met goed licht.
1934- 1935
In het voorjaar krijgt Leo last van zijn enkel, die hij vaak verzwikt. Van een speciale schoen krijgt hij een blaar die gaat ontsteken. In september 1934 gaat hij hiervoor naar het ziekenhuis en wordt er vier weken opgenomen. Dit was waarschijnlijk de eerste uiting van het bestaan van lepra.In maart /april 1935 verhuist hij naar de Stadhouderskade nr. 114d, waar hij een aquarel maakt van zijn eerste ‘eigen’ atelier.
Aquarel van Leo's eerste atelier.(zie ook pagina ("schilderijen").
Na enige tijd krijgt Leo weer last van zijn enkel en gaat hij naar het ziekenhuis voor een operatie. In het ziekenhuis ontmoet hij de leerling-verpleegster Anna Voorhoeve. Leo wordt voor het eerst echt verliefd. De verliefdheid blijkt wederzijds te zijn. Vanaf die tijd blijven zij bij elkaar.
1936- 1938
Na zijn traditionele opleiding begint Leo te experimenteren met modernistische stromingen zoals kubisme en expressionisme. In 1936 en 1937 schildert hij veel stillevens, waaronder ook bloemstillevens. Tot en met 1938 zijn er gedateerde en gesigneerde schilderijen te traceren.
1940- 1945
Leo Glans wordt na 1938, waarschijnlijk in het begin van de jaren veertig, blind ten gevolge van lepra.Voor Leo kwam het nieuwe medicijn Dapson, dat in 1948 op de markt werd gebracht, te laat. Het medicijn heeft de misvorming aan zijn handen en voeten niet kunnen stoppen maar vermoedelijk wel vertraagd. In de oorlogsjaren was er nauwelijks transport via schepen en vliegtuigen van Suriname naar Nederland en omgekeerd. Er was als gevolg daarvan geen contact mogelijk tussen Leo en zijn ouders. Zij ontvingen pas na de oorlog een brief met de slechte tijding over zijn blindheid. Leo’s vader heeft vreselijk moeten huilen om de blindheid van zijn zoon. In de families van Leo en Anna werd niet over zijn ziekte gesproken. Het verschijnsel lepra was in die tijd nog taboe.
1946- 1980
Leo Glans en Anna Voorhoeve trouwen op 2 mei 1946 in Amsterdam.In november 1955 verhuizen Leo en Anna naar Wassenaar (Deylerweg 18). Leo en Anna leggen als gezamenlijke levensvervulling een veelzijdige en waardevolle kunstcollectie aan.In de jaren zestig wordt bij Leo Glans in het ziekenhuis Westeinde in Den Haag een been geamputeerd. Hij sterft op 9 oktober 1980 in hun woning in Wassenaar.
Anna Voorhoeve blijft in Wassenaar wonen en overlijdt op 6 februari 2000 in het ziekenhuis te Leidschendam.
13-03-2010
SURPOST MUZIEK FESTIVAL 2010 DAMARU EN LIEVE HUGO
13-12-1934
Geboren als Julius Theodorus Hugo Uiterloo aan de Grote Dwarsstraat (thans Waaldijkstraat) in Paramaribo
1963
Uiterloo zingt in het Centraal Koor van de Rust & Vrede-kerk te Paramaribo. Hij speelt drums in Sluisdom en bij de saxofonisten George Schermacher en Jopie Vrieze.
1967 - 1970
Hugo Uiterloo maakt deel uit van de kaseko-formatie Orchestra Washboard. Deze band brengt de verandering van bigi-poku naar kaseko tot stand. Bigi-poku is tot het eind van de jaren '60 de belangrijkste Afro-Surinaamse dansmuziek. Door allerlei invloeden verandert dit in kaseko.
1970
Orchestra Washboard komt naar Nederland voor een optreden in het Concertgebouw tijdens het Holland Festival. Na een Nederlandse tournee gaat Uiterloo terug naar Paramaribo waar hij meer optreedt dan zijn zwakke hart aankan. Dokters adviseren hem naar Nederland te gaan om zich te laten behandelen.
1972
Hugo trouwt met Jetty Bouman.
1974
Hugo maakt zijn eerste album: The King of Kaseko. Stan Lok-Hin produceert het debuutalbum. De plaat verkoopt uitstekend. Lok-Hin voegt zich al snel als trompettist en arrangeur bij de begeleidingsband van Uiterloo (The Happy Boys).
1975
Tijdens een optreden met zijn begeleidingsband de Happy Boys in club Sosa te Amsterdam wordt Uiterloo geveld door een hartaanval. Op 15 november overlijdt hij in het OLVG in Amsterdam. Zijn lichaam wordt naar Suriname gevlogen waar het twee dagen voor de Dag van de Onafhankelijkheid begraven wordt.
1976 – 1978
Uiterloo's voormalige begeleidingsband Happy Boys treden op en maken platen. Via platenmaatschappij Dureco worden twee albums uitgebracht.
DAMARU
Dino Orpheo Canterburg werd geboren in Paramaribo, Suriname.
Damaru groeide op in de volkswijk Latour in een gezin met zes kinderen. Damaru begon op 13 jarige leeftijd met rappen, waarna hij het ook als zanger probeerde. Zijn zangtalenten bleken een groot succes toen hij zich bij de formatie 'Lava Boys' voegde. Enkele tijd later en na wat meer oefenen voegde hij zich bij de 'New Jack Boys', waar hij opnieuw voor succes zorgde. Damaru dankt zijn naam aan zijn grote idool Tupac, wiens tweede naam Amaru was. De D van Dino ervoor en zo is zijn artiestennaam ontstaan.
Momenteel is de Surinaamse zanger Damaru hot in zijn geboorteland. Hij staat daar al weken op 1 met zijn romantische song 'Mi Rowsu' (mijn roos). Damaru heeft een dochter Denoura (zijn rowsu). Damaru scoorde eerder al enkele grote hits in Suriname. Hits als 'Yu Na Mi Engel' (je bent mijn engel), 'Hey Baby' en 'Sranang Koningin'. Hij is ongekend populair in Suriname, maar ook daar buiten. Door deze successen heeft Damaru vaak als support act van grote reggae sterren in Suriname opgetreden. Zo opende hij het podium voor onder andere Ziggi en Fantan Mojah. Hij dook daarnaast, zowel in Nederland als in Suriname, de studio in met Jerry en Ruben van The Partysquad. Damaru heeft al met vele artiesten samengewerkt. Onder andere met Poppe, Booster, Tranga Rugie en The Generals. Damaru is ook filmmaker, hij komt in 2008 met zijn eerste film waarvan hij het script zelf heeft geschreven. Voor zichzelf heeft hij slechts een figurantenrol gereserveerd. De film heeft dezelfde naam gekregen als zijn huidige nummer 1 hit 'Mi Rowsu The Movie'. Het project is met ondersteuning van vrienden en familie tot stand gekomen.
De populaire Damaru heeft plannen om naar Nederland te komen voor de opnames van de videoclip 'Mi rowsu remix' met Yes-R. Dit op uitnodiging van de Nederlandse rapper, die in 2008 nog in een uitverkochtte concertzaal in Suriname stond. Damaru geeft aan dat hij zo'n beetje alles wel heeft bereikt in Suriname en nu naar mogelijkheden in het buitenland zoekt en dat de samenwerking met Yes-R zeker een opstap kan zijn. Onlangs heeft Damaru de videoclip 'Laat water' gelanceerd van zijn nieuwste album 'Schatje lief' die onlangs is uitgekomen.
Damaru geeft aan een tijdje in Nederland te willen blijven, om zo te werken aan zijn internationale carriere. Hij dook op in programma's als 'Raymann is laat', 'Dichtbij Nederland' en probeert zo naamsbekendheid in Nederland op te bouwen. Damaru beschouwt zichzelf als de navolger van Michael Jackson. Hij is een superster en heeft wereldwijd bewezen dat hij het kan. De danspasjes van Michael heeft Damaru al onder de knie. Nu nog de wereld veroveren!
Inmiddels heeft Damaru een contract getekend bij het label 'Top Notch'. Met Top Notch hoopt hij defintief door te breken in Nederland. Juni 2009 wordt Mi Rowsu (Tuintje in mijn hart) in Nederland uitgebracht. Er is ook een videoclip die inmiddels wordt vertoond op TMF. In juli 2009 komt hij met nieuwe tracks, momenteel is hij bezig met samenstellen van de tracks/beats en de bijbehorende lyrics.
Damaru en Jan Smit zijn samen de studio ingedoken om een nieuwe versie van de zomerhit 'Tuintje in mijn hart' tweetalige op te nemen. Het is voor het eerst dat de Volendammer in hart en nieren Jan Smit zich in het Surinaams laat horen. De opbrengst van het nummer gaat naar SOS-kinderdorpen, een stichting die zich richt op het welzijn van weeskinderen en verlaten kinderen.
Damaru's motto luidt: 'If u can't fight the men join him'.
");
// -->
© 2009 SurinamStars
12-03-2010
PARAMARIBO SPAN 2010 CONTEMPARY ART AND VISUAL CULTURE
http://paramaribospan.blogspot.com/
08-03-2010
150 JAAR MAX HAVELAAR 1860 2010
05-03-2010
28-02-2010
DEFINITIVE SERIE INDEPENDENCE-SURINAME-ONAFHANKELIJKHEID
De onafhankelijkheid 1975Het streven naar de onafhankelijkheid werd op 15 februari 1974 aangekondigd door premier H.A.E. Arron. In de regeringsverklaring werd opgenomen dat de onafhankelijkheid ‘per ultimo 1975’ zou plaatsvinden.Voor 1974 waren er natuurlijk al enkele nationalistische c.q. politieke groeperingen die de onafhankelijkheid van Suriname propageerden m.n. de P.N.R. (Partij Nationalistische Republiek
Niet alle groeperingen in het land waren voorstanders van de onafhankelijkheid, maar na het bereiken van consensus omtrent de totstandkoming van de onafhankelijkheid hebben de oppositionele als coalitie partijen elkaar de hand gereikt.Met name Jagernath Lachmon (voorzitter van de Verenigde Hervormings Partij- V.H.P en leider van de oppositie) en Henk Arron (Minister-President van Suriname en leider van de coalitiepartijen, de Nationale Partij Kombinatie- N.P.K.) gaven elkaar, na een conflict van langer dan een jaar, een warme ‘brasa’ (omhelzing).
Op 19 november 1975 keurden de Staten unaniem de nieuwe grondwet en de vlag van Suriname goed en stemden voor de beëindiging van het Statuut. (koninkrijksrelaties)Op 25 november 1975 vond de proclamatie plaats van de onafhankeljke Republiek Suriname, in aanwezigheid van premier Den Uyl en kroonprinses Beatrix.Als eerste president van de Republiek Suriname werd J.H.E. Ferrier, beëdigd.
Akte van Souvereiniteit
Akte van Erkenning
De vlag van de Republiek Suriname
Wapen van de Republiek Suriname
Bevolkings samenstelling
Volkslied van de Republiek Suriname
Akte van SouvereiniteitWij, de President van de Republiek Suriname, op heden de 25ste november 1975 in buitengewone plechtige vergadering van het Parlement van Suriname in de aula van de Universiteit van Suriname:Gelet op artikel 62 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden waardoor de statutaire band vanaf heden is beëindigd;Verklaren dat de Republiek Suriname vanaf heden de status van onafhankelijke en souvereine staat bezit:Bevelen dat deze akte met onze handtekening bekrachtigd en mede-ondertekend door alle Ministers, afgekondigd zal worden op heden de 25ste november 1975 door plaatsing in het Staatsblad.
Gedaan te Paramaribo, de 25ste november 1975.
Akte van ErkenningWij Juliana, op heden de 25ste november;Gelet op het streven van de regering van Suriname om de onafhankelijkheid van Suriname te verwezenlijken;Gelet op artikel 62 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, waardoor de statutaire band met Surianme vanaf heden is beëindigd en gelet op de akte van souvereiniteit van Suriname,Verstaan, dat wij mitsdien op heden de 25ste november als een onafhankelijke en souvereine staat Suriname erkennen.Bevelen dat deze akte, met onze handtekening bekrachtigd en mede ondertekend door onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Ministers van Surinaamse en Antilliaanse Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Justitie, in handen zal worden gesteld van de regering van Suriname en dat onze Minister van Buitenlandse Zaken een gewaarmerkt afschrift van deze akte zal verzenden aan beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Raad van State van het Koninkrijk, aan de Hoge Raad der Nederlanden, alsmede aan de Gouverneur en de Staten van de Nederlandse Antillen.
Gedaan te Den Haag, 25 november 1975.
De vlag van de Republiek SurinameDe vlag van de Republiek Suriname bestaat uit een rechthoekig veld, waarop vijf horizontaal lopende balken (resp. groen, wit, rood, wit, groen) en een vijfpuntige gele ster voorkomen.Het groen, aldus de toelichting van de regering, symboliseert de vruchtbaarheid van Suriname; tevens verbeeldt deze kleur de hoopvolle verwachting, het nieuwe Suriname.Het wit symboliseert gerechtigheid en vrijheid.Het rood symboliseert de progressiviteit, het nimmer aflatend streven van de natie zich met de daad te blijven inzetten voor de vernieuwing van de mens en samenleving.De gele ster symboliseert de opofferende eensgezindheid en de gerichtheid op de gouden toekomst.Met het in top gaan van dit nationale symbool op 25 november 1975 kwam de in 1959 vastgestelde uitvoering van de vlag te vervallen.
Wapen van de Republiek SurinameOp de onafhankelijksheidsdatum van Suirname kreeg de Republiek het officiële wapen, waarin een aantal elementen uit het oude-niet-officiële-wapen is opgenomen, zoals het devies ‘ Justitia – Pietas – Fides’ ( gerchtigheid, liefde, trouw), de Indiaanse schilddragers en het schip. Deze drie elementen zijn al te vinden op het zegel dat in 1683 werd vastgesteld door de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie.De linkerhelft, aldus de toelichting van de regering, symboliseert het verleden, waarin de slaven per schip uit Afrika werden aangevoerd. De rechterhelft is de kant van het heden, gesymboliseerd door de koningspalm, ook het symbool van de gerechte mens (‘De gerechte zal opbloeien als een palm’).De ruit is de gestileerde vorm van het hart, dat als het orgaan van de liefde wordt beschouwd. De punten van de ruit zijn naar de vier windstreken gericht. Als symbool van vertrouwen verzinnebeeldt de ster, naast hoop, verwachting en vrede, ook het ‘Fides’ uit de wapenspreuk. De vijf punten waaruit de ster bestaat, herinneren behalve aan de vijf werelddelen, bovendien nog aan de vijf grote bevolkingsgroepen waaruit de Surinaamse natie bezig is te ontstaan.
(Bron Vlag en Wapen van de Republiek Suriname: Encyclopedie van Suriname, Stichting Encyclopaedie van Suriname, B.V. Uitgeversmaatschappij Argus Elsevier, ISBN 9010018423, 1969)
Bevolkings samenstellingSuriname heeft een multi-raciale bevolking met een verscheidenheid aan cultuuruitingen. De etnische verscheidenheid vindt haar ontstaan in de koloniale tijd. Van oudsher zijn de groepen Creolen, Hindoestanen en Javanen de grootste bevolkingsgroepen van ons land.Uit de laatst gehouden Algemene Volks- en Woningtelling in ons land blijkt dat twee van de grootste bevolkingsgroepen in aantal afgenomen zijn in de afgelopen jaren, terwijl er een toename valt te constateren bij de Javaanse groep. In onderstaande tabel is de bevolking naar etniciteit 1972 – 2004 verdeeld.
Bevolking naar etniciteit 1972 - 2004
Etnische groep
Bevolking 1972
Bevolking 2004
Marron
35,838
72,553
Creool
119,009
87,202
Hindoestaan
142,917
315,117
Javaan
57,688
71,879
Gemengd 1)
-
61,524
Andere 1)
24,155
31,975
Onbekend
-
32,579
Totaal
379,607
492,8291) Deze groepen zijn niet geheel vergelijkbaar, omdat in 1972 de categorie gemengd ook bij “Overige” (i.c. Andere) was ingedeeld.
(Bron: Zevende Algemene Volks-en Woningtelling in Suriname, Algemeen Bureau voor de Statistiek Censuskantoor, Suriname in cijfers no.213 – 2005/02, augustus 2005)
Volkslied van de Republiek SurinameGod zij met ons Suriname.Hij verheff’ ons heerlijk land.Hoe wij hier ook samen kwamen,aan zijn grond zijn wij verpand.Werkend houden w’in gedachten.Recht en waarheid maken vrij.Al wat goed is te betrachten.Dat geeft aan ons land waardij.
Opo kondre man oen opo!Sranan gron e kari oen.Wans ope tata ko mo powi moe seti kondre boen.Stré de f’stre wi no sa fredeGado de wi fesi man.Heri libi te na dedewi sa fetie gi Sranan.
Het volkslied, het Nederlands couplet, waarvan de tekst tevens tot officiële tekst werd verheven, werd in 1893 door de Lutherse predikant C.A. Hoekstra geschreven.Jaren later dichtte Trefossan een couplet, dat de eenheid van het Surinaamse volk en de verbondenheid met het grondgebied benadrukte. De Surinaamse versie gaf het nederlands couplet weer en trad bij Landsverordening van 15 december 1959 in werking.
(Bron: Paramaribo Wegwijzer, Talgraphics visual communication n.v.)
21-02-2010
AIRMAIL STAMP SURINAME AVIATION LUCHVAART IN SURINAME
Hoewel er al in de jaren dertig luchtvaartverbindingen tussen Suriname en andere landen bestonden (van onder andere KLM), had Suriname zelf geen luchtvaartactiviteiten – behalve dan die van sportvliegers. Pas in 1953 werd door een privé-initiatief het idee opgeworpen om een eigen Surinaamse luchtvaartmaatschappij op te richten.
De bedoeling was om een regelmatige verbinding tussen de verschillende Surinaamse steden creëren. In 1955 werd gestart met binnenlandse activiteiten. De lijnverbinding tussen Paramaribo en de kleine bauxietertsstad Moengo, waarbij gebruik werd gemaakt van sportvliegtuigen, kwam tot stand. Tenslotte werd op 30 augustus 1962 de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij officieel opgericht. De Surinaamse regering was zich namelijk eveneens bewust geworden van de noodzaak om het binnenland te ontsluiten en een groot aantal landingsmogelijkheden te creëren. De SLM assisteerde door de aankoop van Bell-47G helikopters, die ook werden gebruikt voor besproeiing in het rijstdistrict bij Wageningen en zelfs over de grens, in Guyana. Er werden verschillende lijnvluchten op diverse plaatsen in Suriname uitgeprobeerd, alsmede verschillende types vliegtuigen. Na jarenlange ervaring met de DHC Twin Otters, die STOL (Short Take Off and Landing) waren, werd voor deze vliegtuigen gekozen. Tegenwoordig gebruikt de SLM twee van deze toestellen op haar binnenlandse routes.
De Internationale activiteiten van de SLM begonnen in 1964, toen er een pool-overeenkomst werd gesloten tussen de KLM, ALM en SLM om gezamenlijk de route tussen Paramaribo en Curaçao, met stops in Georgetown (Guyana) en Port of Spain (Trinidad) te opereren. Nadat de ALM zelfstandig ging opereren, trok de KLM zich uit de pool terug en gingen de ALM en de SLM samen door. Oorspronkelijk was de deelname van de SLM beperkt tot cabinepersoneel en de marketing activiteiten in de twee Guyana’s. Later kwamen daar ook piloten bij. Aan de vooravond van de Surinaamse onafhankelijkheid, in 1975 boekte de SLM succes in de onderhandelingen om de Mid-Atlantische route in haar pakket te krijgen. En op 2 november 1975 steeg de trotse vrije vogel van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij op. Ze deed dit met een geleasde DC-8/63 van KLM en SLM’s heldere kleuren en met een volledige SLM-bemanning. De Surinaamse luchtvaart bewees op eigen benen te kunnen staan.
Als resultaat van de uitbreiding van de faciliteiten konden ook regelmatige cargodiensten worden geïntroduceerd tussen Curaçao, Manaus, Miami, Panama en Paramaribo. Gedurende de jaren negentig breidde de SLM opnieuw haar routes uit