31-12-2009
30-12-2009
25-12-2009
20-12-2009
19-12-2009
13-12-2009
PRESIDENT CHAVEZ STATE VISIT TO SURINAME 2010
Hugo Rafael Chávez Frías (Sabaneta, 28 juli 1954) is de president van Venezuela sinds 1999. Hij staat bekend om zijn socialistische politiek, populisme, zijn tegenstand tegen het neoliberalisme en de regering van president Bush van de Verenigde Staten.
De veranderingen die hij in zijn land heeft doorgevoerd worden de Bolivariaanse Revolutie genoemd, en zijn ideologie noemt hij het bolivarisme. Amerikaanse media noemen hem soms 'orkaan Hugo' vanwege zijn politiek brisante uitspraken. Chávez is zowel binnen Venezuela als daarbuiten een omstreden figuur. Hij heeft zowel een grote groep trouwe aanhangers als een grote groep felle tegenstanders.
De veranderingen die hij in zijn land heeft doorgevoerd worden de Bolivariaanse Revolutie genoemd, en zijn ideologie noemt hij het bolivarisme. Amerikaanse media noemen hem soms 'orkaan Hugo' vanwege zijn politiek brisante uitspraken. Chávez is zowel binnen Venezuela als daarbuiten een omstreden figuur. Hij heeft zowel een grote groep trouwe aanhangers als een grote groep felle tegenstanders.
14-06-2009
50 JAAR BISDOM PARAMARIBO 1958 2008 50 YEARS DIOCESE
Bisdom Paramaribo
De Sint Petrus en Paulus kathedraal te Paramaribo.
Het Bisdom Paramaribo is het enige katholieke bisdom in Suriname met als kathedraal de Sint Petrus en Paulus Kathedraal in Paramaribo. Net als onder andere het Bisdom Willemstad valt het onder het Aartsbisdom Port of Spain dat gevestigd is in de hoofdstad van Trinidad en Tobago.
In 1817 kreeg het huidige bisdom de status van apostolische prefectuur en in 1842 werd het een apostolisch vicariaat. Sinds 1865 toen Paus Pius IX de Surinaamse missie had opgedragen aan de Redemptoristen waren alle apostolisch vicarissen van deze congregatie. De bekendste redemptorist die als missionaris werkzaam was in Suriname is Peerke Donders die werkte in een melaatsenkolonie in de buurt van de Coppenamerivier en in 1982 zaligverklaard is.
Op 7 mei 1958 vond de verheffing van het apostolisch vicariaat tot een volwaardig bisdom plaats.
Volgens eigen opgave van dit bisdom zijn er ongeveer 97.000 katholieken in Suriname, wat neerkomt op circa 23% van de bevolking. Het bisdom is verdeeld over 30 parochies en 116 missie staties en in het pastoraat zijn er 18 priesters.
De Sint Petrus en Paulus kathedraal te Paramaribo.
Het Bisdom Paramaribo is het enige katholieke bisdom in Suriname met als kathedraal de Sint Petrus en Paulus Kathedraal in Paramaribo. Net als onder andere het Bisdom Willemstad valt het onder het Aartsbisdom Port of Spain dat gevestigd is in de hoofdstad van Trinidad en Tobago.
In 1817 kreeg het huidige bisdom de status van apostolische prefectuur en in 1842 werd het een apostolisch vicariaat. Sinds 1865 toen Paus Pius IX de Surinaamse missie had opgedragen aan de Redemptoristen waren alle apostolisch vicarissen van deze congregatie. De bekendste redemptorist die als missionaris werkzaam was in Suriname is Peerke Donders die werkte in een melaatsenkolonie in de buurt van de Coppenamerivier en in 1982 zaligverklaard is.
Op 7 mei 1958 vond de verheffing van het apostolisch vicariaat tot een volwaardig bisdom plaats.
Volgens eigen opgave van dit bisdom zijn er ongeveer 97.000 katholieken in Suriname, wat neerkomt op circa 23% van de bevolking. Het bisdom is verdeeld over 30 parochies en 116 missie staties en in het pastoraat zijn er 18 priesters.
15-05-2009
5 jaar Surinaamse Dollar 2004 2009
ONS NIEUWE GELD 2004 2009
Momenteel hebben wij in Suriname de (Surinaamse) gulden als wettig betaalmiddel. Zoals we allemaal weten is deze in de loop der jaren sterk in waarde gedaald, waardoor de koopkracht ook sterk is afgenomen.Hierdoor moeten wij nu met dikke stapels biljetten op zak lopen. Dat is niet alleen onhandig, maar het brengt ook risico’s met zich mee, zoals beroving of vervalste biljetten die tussen de echte worden gedaan.Om een eind hieraan te maken hebben de Regering en De Nationale Assemblée besloten om met ingang van 1 januari 2004 tot vereenvoudiging van het geldstelsel over te gaan en de naam gulden te wijzigen in dollar.
Deze verandering komt tot uitdrukking in twee zaken:
Er is een speciale wet “Wet Vernoeming en Herleiding van Guldenbedragen tot Dollarbedragen” die per 1januari 2004 in werking treedt, waarbij alle prijzen, tarieven, lonen, schulden, vorderingen e.d. door 1000 worden gedeeld en de naam van onze munteenheid wordt gewijzigd.
Nieuwe bankbiljetten met 3 nullen minder dan de huidige. Dat willen zeggen dat een biljet van 10 dollar straks, evenveel waarde zal hebben als een biljet van 10.000 gulden nu.
Momenteel hebben wij in Suriname de (Surinaamse) gulden als wettig betaalmiddel. Zoals we allemaal weten is deze in de loop der jaren sterk in waarde gedaald, waardoor de koopkracht ook sterk is afgenomen.Hierdoor moeten wij nu met dikke stapels biljetten op zak lopen. Dat is niet alleen onhandig, maar het brengt ook risico’s met zich mee, zoals beroving of vervalste biljetten die tussen de echte worden gedaan.Om een eind hieraan te maken hebben de Regering en De Nationale Assemblée besloten om met ingang van 1 januari 2004 tot vereenvoudiging van het geldstelsel over te gaan en de naam gulden te wijzigen in dollar.
Deze verandering komt tot uitdrukking in twee zaken:
Er is een speciale wet “Wet Vernoeming en Herleiding van Guldenbedragen tot Dollarbedragen” die per 1januari 2004 in werking treedt, waarbij alle prijzen, tarieven, lonen, schulden, vorderingen e.d. door 1000 worden gedeeld en de naam van onze munteenheid wordt gewijzigd.
Nieuwe bankbiljetten met 3 nullen minder dan de huidige. Dat willen zeggen dat een biljet van 10 dollar straks, evenveel waarde zal hebben als een biljet van 10.000 gulden nu.
Momenteel hebben wij in Suriname de (Surinaamse) gulden als wettig betaalmiddel. Zoals we allemaal weten is deze in de loop der jaren sterk in waarde gedaald, waardoor de koopkracht ook sterk is afgenomen.Hierdoor moeten wij nu met dikke stapels biljetten op zak lopen. Dat is niet alleen onhandig, maar het brengt ook risico’s met zich mee, zoals beroving of vervalste biljetten die tussen de echte worden gedaan.Om een eind hieraan te maken hebben de Regering en De Nationale Assemblée besloten om met ingang van 1 januari 2004 tot vereenvoudiging van het geldstelsel over te gaan en de naam gulden te wijzigen in dollar.
Deze verandering komt tot uitdrukking in twee zaken:
Er is een speciale wet “Wet Vernoeming en Herleiding van Guldenbedragen tot Dollarbedragen” die per 1januari 2004 in werking treedt, waarbij alle prijzen, tarieven, lonen, schulden, vorderingen e.d. door 1000 worden gedeeld en de naam van onze munteenheid wordt gewijzigd.
Nieuwe bankbiljetten met 3 nullen minder dan de huidige. Dat willen zeggen dat een biljet van 10 dollar straks, evenveel waarde zal hebben als een biljet van 10.000 gulden nu.
Momenteel hebben wij in Suriname de (Surinaamse) gulden als wettig betaalmiddel. Zoals we allemaal weten is deze in de loop der jaren sterk in waarde gedaald, waardoor de koopkracht ook sterk is afgenomen.Hierdoor moeten wij nu met dikke stapels biljetten op zak lopen. Dat is niet alleen onhandig, maar het brengt ook risico’s met zich mee, zoals beroving of vervalste biljetten die tussen de echte worden gedaan.Om een eind hieraan te maken hebben de Regering en De Nationale Assemblée besloten om met ingang van 1 januari 2004 tot vereenvoudiging van het geldstelsel over te gaan en de naam gulden te wijzigen in dollar.
Deze verandering komt tot uitdrukking in twee zaken:
Er is een speciale wet “Wet Vernoeming en Herleiding van Guldenbedragen tot Dollarbedragen” die per 1januari 2004 in werking treedt, waarbij alle prijzen, tarieven, lonen, schulden, vorderingen e.d. door 1000 worden gedeeld en de naam van onze munteenheid wordt gewijzigd.
Nieuwe bankbiljetten met 3 nullen minder dan de huidige. Dat willen zeggen dat een biljet van 10 dollar straks, evenveel waarde zal hebben als een biljet van 10.000 gulden nu.
14-05-2009
12-05-2009
TRIBUTE TO JOHANNES NICOLAAS HELSTONE MUSICIAN
Johannes Nicolaas Helstone
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Johannes Nicolaas Helstone, geboren als Nicodemus Johannes Helstone (Berg en Dal, 11 januari 1853 - Paramaribo, 24 april 1927) was een Surinaams componist en schrijver. In 1948 is op het Kerkplein te Paramaribo ter gelegenheid van de 95e geboortedag het monument Musicus Helstone onthuld.
Helstones muzikale werk bestaat uit cantates, psalmen, een mars bij de geboorte van prinses Juliana , een mazurka, een toccata, een fuga. Zijn grootste roem kreeg hij evenwel met de opera Het pand der Goden in vier bedrijven, dat ook in een Duitse versie in Berlijn populariteit verwierf.
Naast zijn werk als componist en docent was Helstone organist van de Lutherse kerk en oprichter van het Herrnhutter-Comité (1921) en een enthousiast bestudeerde van de Surinaamse taal. Hij schreef essays over muziek en publiceerde een studie over klassiek Griekse toonsystemen.
De componist Henny de Ziel (1916-1975) koos in 1959, toen er een nieuw volkslied gekozen moest worden, voor de melodie van Helstones ‘Welkom’, maar die werd afgewezen door de Staten van Suriname. Uiteindelijk werd gekozen voor een melodie van Johannes de Puy (1835-1924).
Biografie
Johannes Helstone, geboren in Berg en Dal aan de Surinamerivier in 1853, werd al vroeg ontdekt als een, vooral muzikaal, begaafde jongen. Hij werd aanvankelijk opgeleid als onderwijzer, en volgde muzieklessen bij het musici-echtpaar Williger en de Hernhutter zendeling Heyde. In 1880 zette hij zijn opleiding voort in Leipzig in Duitsland, waar hij nadien nog drie keer kwam (1892, 1900, 1907).
Na een tweede verblijf van 1892-1894 studeerde hij cum laude af. Bij de rampzalige La Fuente-brand in 1899 ging een groot deel van Helstones archief, inclusief twee piano’s, verloren. Helstones roem leed er niet onder.
Tot zijn latere leerlingen behoren Anton Plet, Dario Saävedra, Flora Samuels, Jospehine Nassy en Cor Anijs.
Literair werk
Wan Spraakkunst vo taki en skrifi da tongo vo Sranan, een grammatica van de Surinaamse taal Sranan Tongo (1903)
De Griekse muziek in het licht van de moderne toonkunst, Leipzig 1912
Neger-Engelsche spreekwoorden in vijf delen (1924-1925)
11-05-2009
Swallow-tailed kite bird
This bird of prey is a common sight in the interior of Suriname. It flies low over the treetops or high in the air like a very big swallow, sometimes in small groups. They hunt for large insects but Penard also found little birds in their stomach. They breed in Suriname, and are seen all year. Numbers seen are highest in March and July, but about the migration of these kites nothing much is yet known
Names in:
Scientific name: Elanoides forficatus
Dutch: Zwaluwstaartwouw
French: Milan à queue fourchue
Portugese: Gavilão-tesoura
Spanish: Gavilán tijereta
Surinamese: Sesei-aka
Carib: Kamalako, Salape
Arawak: Haimaleroe, Bajawja, Samalia-balielie (king of the swallows)
Scientific name: Elanoides forficatus
Dutch: Zwaluwstaartwouw
French: Milan à queue fourchue
Portugese: Gavilão-tesoura
Spanish: Gavilán tijereta
Surinamese: Sesei-aka
Carib: Kamalako, Salape
Arawak: Haimaleroe, Bajawja, Samalia-balielie (king of the swallows)
10-05-2009
03-05-2009
BRIEVEN UIT SURINAME DOOR FRATER OCTAVANIUS Johannes van Wetten
Frater Johannes van Wetten, Octavianus heeft veel brieven geschreven en veel foto's en ansichtkaarten vanuit Suriname gestuurd.Nog maar 54 jaar oud overleed hij in 1950 aan keelkanker in Tilburg.
Johannes van Wetten wordt op 1 januari 1896 in Deurne geboren als vijfde in een echt uitgesproken rooms-katholiek gezin
Zij vader overlijdt als Johannes 3 jaar is en zijn moeder, ernstig hartpatiente voedt de kinderen alleen op.
Johannes, ook wel Hannes genoemd, bezocht de lagere school bij de "Fraters van OLVrouw Moeder van Barmhartigheid".
In 1909 gaat hij naar het convent van de fraters in Goirle en volgt daar de opleiding voor onderwijzer
Naast de lagere akte behaalt hij de hoofdakte en de akten Duits en Frans en geeft vervolgens les op een lagere school in Tilburg en daarna in Udenhout.
Op 12 april 1914 legt Johannes van Wetten de kloostergeloften af en vanaf dat moment draagt hij de kloosternaam frater Octavianus en krijgt in eigen familie als kloosterling, de eretitel Heeroom
In 1924 wordt hij benoemd voor het onderwijs in Suriname waar zijn congregatie inmiddels is gestart met het geven van katholiek onderwijs.
Johannes van Wetten wordt op 1 januari 1896 in Deurne geboren als vijfde in een echt uitgesproken rooms-katholiek gezin
Zij vader overlijdt als Johannes 3 jaar is en zijn moeder, ernstig hartpatiente voedt de kinderen alleen op.
Johannes, ook wel Hannes genoemd, bezocht de lagere school bij de "Fraters van OLVrouw Moeder van Barmhartigheid".
In 1909 gaat hij naar het convent van de fraters in Goirle en volgt daar de opleiding voor onderwijzer
Naast de lagere akte behaalt hij de hoofdakte en de akten Duits en Frans en geeft vervolgens les op een lagere school in Tilburg en daarna in Udenhout.
Op 12 april 1914 legt Johannes van Wetten de kloostergeloften af en vanaf dat moment draagt hij de kloosternaam frater Octavianus en krijgt in eigen familie als kloosterling, de eretitel Heeroom
In 1924 wordt hij benoemd voor het onderwijs in Suriname waar zijn congregatie inmiddels is gestart met het geven van katholiek onderwijs.
02-05-2009
REMENBRANCE OF TRAGICAL EVENTS OF MOIWANA 1986 MONUMENT
Moiwana is a Maroon village in the Marowijne district in the east of Suriname.
The village was the scene of the Moiwana massacre on November 29, 1986, during the civil war between the Surinamese military regime, and the Jungle Commando led by Ronnie Brunswijk. The army attacked the village, killing at least 35 of the inhabitants, mostly women and children, and burning the house of Ronnie Brunswijk. The survivors fled with thousands of other inland inhabitants over the Marowijne river to neighbouring French Guiana.
The human rights organisation Moiwana '86 has committed itself to justice with regard to this event.
The government has stated that it is still continuing its investigation of the massacre, but that prospective witnesses had either moved, died or were uncooperative.
The village was the scene of the Moiwana massacre on November 29, 1986, during the civil war between the Surinamese military regime, and the Jungle Commando led by Ronnie Brunswijk. The army attacked the village, killing at least 35 of the inhabitants, mostly women and children, and burning the house of Ronnie Brunswijk. The survivors fled with thousands of other inland inhabitants over the Marowijne river to neighbouring French Guiana.
The human rights organisation Moiwana '86 has committed itself to justice with regard to this event.
The government has stated that it is still continuing its investigation of the massacre, but that prospective witnesses had either moved, died or were uncooperative.
In August 2005, the Inter-American Court of Human Rights ordered Suriname to pay 3 million USD in compensation to 130 survivors of the massacre, and to establish a 1.2 million USD fund for the development of Moiwana.
Moiwana krijgt monument
Henk Hendriks
01-08-2008
Op 29 november 1986 vermoordde het Surinaamse Nationale Leger 39 bewoners van het dorpje Moiwana. De Surinaamse regering voert een uitgebreid herstelprogramma in opdracht van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Eén van de eisen is de oprichting van een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers.
Het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van Moiwanafoto: Henk Hendriks "Ik sta hier niet om uitvoering te geven aan een vonnis, maar als vertegenwoordiger van het hele Surinaamse volk", zegt president Ronald Venetiaan op 31 juli 2008 bij de overdracht van het herdenkingsmonument aan de nabestaanden van Moiwana ‘86. Twee jaar daarvoor had hij in het voetbalstadion van Moengo in soortgelijke bewoordingen al zijn spijt betuigd over wat zich daar had afgespeeld.
Op 29 november 1986 werd het bosnegerdorpje Moiwana in het district Marowijne bijna volledig uitgemoord door een patrouille van het Nationale Leger. De soldaten waren op zoek naar rebellen van Ronnie Brunswijk die vochten tegen Desi Bouterse. 39 mensen, mannen, vrouwen en kinderen vonden de dood. De tactiek van de verschroeide aarde joeg honderden inwoners van het Oost-Surinaamse district naar Frans Guyana, aan de overkant van de Marowijne rivier, waar velen van hen tot nu toe zijn gebleven.
SpookbeeldenNog steeds wordt Suriname achtervolgd door de spookbeelden van de jaren tachtig. Tussen de bizarre incidenten en stagnaties in het 8-Decemberproces, ligt ook de kwestie Moiwana de regering zwaar op de maag. Allereerst in materiële zin. Want niet alleen het voortslepende 8-Decemberproces kost handenvol geld, ook voor de wiedergutmachung van Moiwana ‘86 moet de Surinaamse regering diep in de buidel tasten.
Op 15 juni 2005 besliste het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens (IACHR) dat het leed van de nabestaanden moest worden gerepareerd. Door een individuele schadevergoeding te betalen, het recht op terugkeer naar hun dorp te garanderen met behulp van een ontwikkelingsfonds van 1,2 miljoen US dollar en hen zogeheten grondenrechten toe te kennen.
Verder werd een onderzoek gelast naar de ware toedracht van het bloedbad op 29 november 1986 en dienden de nabestaanden te beschikken over de stoffelijke resten van hun geliefden. Tenslotte besliste het IACHR dat de Surinaamse regering in het openbaar haar spijt betuigt en voor de nabestaanden een standbeeld opricht dat tegemoet komt aan de wens om alle slachtoffers te gedenken en tevens een waarschuwing is voor komende generaties.
MonumentOp 31 juli 2008 is dit laatste onderdeel van het vonnis uitgevoerd. Langs de weg tussen Moengo en Albina, niet ver van het oorspronkelijke Moiwana is door de Surinaamse beeldhouwer Marcel Pinas voor een bedrag van 160.000 US $ een indrukwekkend monument gebouwd. Centraal staat een obelisk-achtige zuil met een afaka-teken, een van oorsprong Afrikaans geschrift. Rond de zuil staan 39 verschillende blokken. Kleine blokken voor de vermoorde baby's en kinderen, hoge zuilachtige blokken voor de volwassenen. Elk blok draagt de naam van een slachtoffer: Ajintoena, Misidjan...etc.
Onthulling plakkaat Moiwana Monumentfoto: Henk HendriksPresident Ronald Venetiaan is het monument hoogstpersoonlijk komen overdragen aan de bewoners. Hij werd daarbij vergezeld door minister Michel Felisie van Regionale Ontwikkeling, a.i minister van Justitie Kandhai en Ronnie Brunswijk, de fractievoorzitter van de A-combinatie in de Nationale Assemblee. Aan de overkant van de weg zijn al woningen te zien van het nieuwe Moiwana, maar de wederopbouw gaat uiterst traag.
GevaarAndré Ajintoena, de voorzitter van het comité nabestaanden Moiwana '86 windt er dan ook geen doekjes om. "De terugkeer van de nabestaanden loopt gevaar", zegt hij. "Er zijn onvoldoende voorzieningen." Het gemeenschapsfonds komt voornamelijk ten goede aan de woningbouw en is nu voor een kwart besteed. "Hopelijk voor U zijn alle doelstellingen over twee jaar gerealiseerd", zegt Ajintoena dreigend tegen president Venetiaan. "Want dan zijn er verkiezingen."Het antwoord van Kandhai geeft niet veel vertrouwen: Voor de overige punten op het wensenlijstje van het Inter-Amerikaanse Hof zijn er commissies en werkgroepen ingesteld, ‘wordt onderzoek gedaan' en is de regering hard bezig om ‘oplossingen te zoeken'.
CollectiviteitFelisie houdt de nabestaanden voor dat er alleen uitvoering aan de grondenrechtenkwestie kan worden gegeven als er sprake is van een nieuwe collectiviteit van Moiwana bewoners. "Grondenrechten zijn collectieve rechten." Maar de bewoners kijken liever de kat uit de boom tot Moiwana bewoonbaar is. En zolang ze er niet wonen, is er dus ook geen sprake van collectiviteit. Men kan zich bovendien afvragen of vestiging in Moiwana hun ultieme doel is.
Binnenlandbewoners zullen altijd een woning aanhouden in hun geboortedorp. Maar dat is dan niet direct hun vaste woon- of verblijfplaats. Toch zijn de vijf onafgebouwde woningen aan de overkant van de weg voorlopig het enige zichtbare bewijs van hun collectiviteit.
01-05-2009
Silver-beaked tanager bird inland rate stamp (minisize)
The Silver-beaked tanager is a member of a typical American family of birds (the Tanagers) with many brightly colored birds. The male of this tanager has a beautifull deep red color (maroon-crimson) and a silver-colored beak (first photo), the female is less conspiciously red as in the second one. They often fly around in groups of six to ten birds, making a lot of noise, calling their Surinamese name 'kin', pronounced as 'tjeeng'. All day they are searching for fruit and insects in the bushes. Their nest has the form of a cup, has often 2 to 3 eggs and can be found in the same bushes. After about twelve days the young hatch and after again twelve days they can fly. The silver-beaked tanager has no specific breeding season in Suriname. All year long nests can be found, more of them in the rainy season. Except calling, they can also sing nicely, this they do often early in the morning.The first two pictures (male and female) were made by Louis des Tombe in October 2007, below is a photo of two young males, one changing from juvenile to adult, made by Leo Olmtak (November 2008) and then follows a male from Candy McManiman made in Suriname in 2005. A beautiful picture of the three most common birds in Suriname, Silver-beaked and Blue-gray Tanager and Great Kiskadee, eating in the garden, comes from Leo Olmtak in Paramaribo.
The silver-beaked tanager is the most common bird in Suriname, it is the one most reported the last 60 years
The silver-beaked tanager is the most common bird in Suriname, it is the one most reported the last 60 years
27-04-2009
SURINAME NEWSPAPER 1774 2009 SURINAAMSE PERS PART ONE 1774
Weeklyksche Woensdaagsche Surinaamse Courant, nr. 1, woensdag 10 augustus 1774Drukker/uitgever W.J. Beeldsnyder MatroosVerschijningsjaren 1774-1790
Drukker/uitgever Wolphert Jacob Beeldsnyder Matroos verkoopt de krant in 1777 aan Nicolaas Vlier. Als Vlier in 1781 overlijdt, gaat de drukkerij over op zijn vrouw Sara Johanna de Beer, die onder de naam 'Weduwe N. Vlier' de zaken voortzet. Als in 1786 haar tweede man Jsaac Tresfon jr. overlijdt, gaat ze verder als 'Weduwe J. Tresfon jr.'.De courant bevat binnen- en buitenlands nieuws, handelsberichten, berichten van de overheid en advertenties. Ze bericht bijvoorbeeld over slaventransporten, de oorlog met de marrons, de oorlogen in Noord-Amerika en Europa en gebeurtenissen in Nederland.
De pers in Suriname heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in maatschappelijke, politieke en culturele ontwikkelingen in Suriname, als doorgever van nieuws en informatie, als commentator en op bepaalde momenten zelfs als aanjager. En Surinaamse kranten en tijdschriften zijn belangrijke bronnen voor de (pers)geschiedenis van Suriname.
Drukker/uitgever Wolphert Jacob Beeldsnyder Matroos verkoopt de krant in 1777 aan Nicolaas Vlier. Als Vlier in 1781 overlijdt, gaat de drukkerij over op zijn vrouw Sara Johanna de Beer, die onder de naam 'Weduwe N. Vlier' de zaken voortzet. Als in 1786 haar tweede man Jsaac Tresfon jr. overlijdt, gaat ze verder als 'Weduwe J. Tresfon jr.'.De courant bevat binnen- en buitenlands nieuws, handelsberichten, berichten van de overheid en advertenties. Ze bericht bijvoorbeeld over slaventransporten, de oorlog met de marrons, de oorlogen in Noord-Amerika en Europa en gebeurtenissen in Nederland.
De pers in Suriname heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in maatschappelijke, politieke en culturele ontwikkelingen in Suriname, als doorgever van nieuws en informatie, als commentator en op bepaalde momenten zelfs als aanjager. En Surinaamse kranten en tijdschriften zijn belangrijke bronnen voor de (pers)geschiedenis van Suriname.
24-04-2009
23-04-2009
TRIBUTE TO POLITICIAN FRANK ESSED
Frank Essed
Franklin Edgar (Frank) Essed (Paramaribo, 21 april 1919 – aldaar, 22 december 1988) was een Surinaams politicus en bosbouwkundige.
Levensloop
Na de MULO volgde hij van 1936 tot 1940 een landmetersopleiding waarna hij gedurende 8 jaar als landmeter werkzaam was door geheel Suriname. In 1949 kwam hij naar Nederland waar hij bij de Landbouwhogeschool Wageningen in 1954 cum laude afstudeerde als bosbouwkundig ingenieur en in 1957 eveneens cum laude promoveerde.
Datzelfde jaar ging hij in Suriname werken bij de dienst 's Lands Bosbeheer (LBB) maar bij de vervroegde verkiezingen van 25 juni 1958 werd hij als NPS-lid in de Staten van Suriname gekozen. Op 5 juli werd het daaropvolgde kabinet onder leiding van premier S.D. Emanuels bekendgemaakt met Frank Essed als minister van het nieuwe ministerie van Opbouw. Dit ministerie omvatte de natuurlijke hulpbronnen (mijnbouw, bosbouw, waterkracht, grondbeleid), planning en ontwikkelingssamenwerking. Tijdens dit ministerschap zette Essed zich in voor Operation Grasshopper waarmee op meerder plaatsen verspreid over Suriname eenvoudige vliegvelden werden aangelegd om het binnenland te ontsluiten en daardoor een snelle inventarisatie van de bodemschatten mogelijk te maken.
Bij de verkiezingen van 1963 werd hij geen kandidaat gesteld door de NPS en in het kabinet-Pengel werd hij opgevolgd door de NPS'er Just Rens. Van 1963 tot 1967 was Essed directeur van de Stichting Planbureau Suriname. Zijn opvolger Rens kwam in conflict met de NPS en richtte in 1967 de Progressieve Nationale Partij (PNP) op. Essed werd lid en snel daarna voorzitter van de PNP die tijdens de verkiezingen in dat jaar 3 zetels kreeg in de Staten. Essed had zich niet kandidaat gesteld en was van 1967 tot 1969 hoofdambtenaar.
Als gevolg van stakingen viel begin 1969 het kabinet-Pengel waarna premier May van maart 1969 tot november 1969 leiding gaf aan een interimkabinet. Bij de vervroegde verkiezingen van 1969 behaalde het PNP-blok 8 zetels waardoor ook Essed in de Staten kwam. In het kabinet-Sedney werd hij wederom minister van Opbouw.
De verkiezingen van 1973 gingen vooral tussen enerzijds de Nationale Partij-kombinatie (NPS, PNR, PSV en KTPI) en anderzijds de VHP met als gevolg dat de PNP geen enkele zetel behaalde. Essed had zich reeds voor de verkiezingen van de PNP gedistantieerd. Hij werd adviseur van zijn opvolger (de NPS'er Michael Cambridge) en daarnaast had hij hoge functies in het bedrijfsleven.
In 1975 werd Essed de Surinaamse voorzitter van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname (CONS; de Nederlandse voorzitter was prof. F. van Dam). Met een deel van het geld dat Nederland aan Suriname bij de onafhankelijkheid in 1975 van Nederland ter beschikking had gesteld op grond van een integraal ontwikkelingsplan, werd begonnen aan de uitvoering van het West-Surinameplan. In het kader van dit plan werd van 1976 tot 1978 een 80 kilometer lange spoorweg aangelegd, van het Indianendorp Apoera naar het Bakhuisgebergte ten behoeve van bauxietwinning. Na de Sergeantencoup van 1980 is dat project uiteindelijk gestaakt, waardoor de spoorweg nooit is gebruikt. Al in een eerder stadium was duidelijk dat uitvoering van het project door onder andere gedaalde prijzen van bauxiet op de wereldmarkt waarschijnlijk verliesgevend zou worden. De laatste jaren wordt door grote bauxietmaatschappijen weer belangstelling getoond voor de bauxiet in het Bakhuisgebergte.
Na die staatsgreep in 1980 onder leiding van Desi Bouterse werd Frank Essed net als meerdere andere adviseurs en politici gearresteerd en naar de Santo Boma gevangenis gebracht. Essed heeft in totaal 9 maanden vastgezeten en kreeg in pas maart 1983 te horen dat er niets tegen hem gevonden was.
Na het verlaten van de kerstviering in het NPS-gebouw op 22 december 1988 raakte hij dodelijk gewond bij een verkeersongeluk toen hij de weg overstak waarna hij op 69-jarige leeftijd overleed in de ambulance.
Het pand aan de Dokter Sophie Redmondstraat in Paramaribo dat voorheen bekend stond als Regeringsgebouw heet tegenwoordig het "Dr. Ir. Franklin Essed gebouw". Hierin zijn onder andere het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), het Planbureau en het Kabinet van de vicepresident gevestigd. Ervoor staat sinds 1996 een borstbeeld van Essed gemaakt door Erwin de Vries. Er is ook een voetbalstadion naar Essed vernoemd.
Bibliografie
Ontwikkelings memorandum : Surinaamse natuurlijke hulpbronnen (1964)
De Universiteit van Suriname : rapport van de Commissie "Universiteit i.o." (1966)
Frank en vrij : voor en tegen van de N.P.S. (1966)
Opbouw '70 : ontwikkelingsstart der zeventiger jaren (1971)
Een volk op weg naar zelfstandigheid (1973)
De mobilisatie van het eigene : een ruimtelijk-fysieke bijdrage aan de integrale planning (1975)
Aktiviteiten in West Suriname : eerste verkenningsrapport Werkgroep West Suriname (1977)
Development history of Suriname from explanation towards mobilization and stabilization (1988)
Franklin Edgar (Frank) Essed (Paramaribo, 21 april 1919 – aldaar, 22 december 1988) was een Surinaams politicus en bosbouwkundige.
Levensloop
Na de MULO volgde hij van 1936 tot 1940 een landmetersopleiding waarna hij gedurende 8 jaar als landmeter werkzaam was door geheel Suriname. In 1949 kwam hij naar Nederland waar hij bij de Landbouwhogeschool Wageningen in 1954 cum laude afstudeerde als bosbouwkundig ingenieur en in 1957 eveneens cum laude promoveerde.
Datzelfde jaar ging hij in Suriname werken bij de dienst 's Lands Bosbeheer (LBB) maar bij de vervroegde verkiezingen van 25 juni 1958 werd hij als NPS-lid in de Staten van Suriname gekozen. Op 5 juli werd het daaropvolgde kabinet onder leiding van premier S.D. Emanuels bekendgemaakt met Frank Essed als minister van het nieuwe ministerie van Opbouw. Dit ministerie omvatte de natuurlijke hulpbronnen (mijnbouw, bosbouw, waterkracht, grondbeleid), planning en ontwikkelingssamenwerking. Tijdens dit ministerschap zette Essed zich in voor Operation Grasshopper waarmee op meerder plaatsen verspreid over Suriname eenvoudige vliegvelden werden aangelegd om het binnenland te ontsluiten en daardoor een snelle inventarisatie van de bodemschatten mogelijk te maken.
Bij de verkiezingen van 1963 werd hij geen kandidaat gesteld door de NPS en in het kabinet-Pengel werd hij opgevolgd door de NPS'er Just Rens. Van 1963 tot 1967 was Essed directeur van de Stichting Planbureau Suriname. Zijn opvolger Rens kwam in conflict met de NPS en richtte in 1967 de Progressieve Nationale Partij (PNP) op. Essed werd lid en snel daarna voorzitter van de PNP die tijdens de verkiezingen in dat jaar 3 zetels kreeg in de Staten. Essed had zich niet kandidaat gesteld en was van 1967 tot 1969 hoofdambtenaar.
Als gevolg van stakingen viel begin 1969 het kabinet-Pengel waarna premier May van maart 1969 tot november 1969 leiding gaf aan een interimkabinet. Bij de vervroegde verkiezingen van 1969 behaalde het PNP-blok 8 zetels waardoor ook Essed in de Staten kwam. In het kabinet-Sedney werd hij wederom minister van Opbouw.
De verkiezingen van 1973 gingen vooral tussen enerzijds de Nationale Partij-kombinatie (NPS, PNR, PSV en KTPI) en anderzijds de VHP met als gevolg dat de PNP geen enkele zetel behaalde. Essed had zich reeds voor de verkiezingen van de PNP gedistantieerd. Hij werd adviseur van zijn opvolger (de NPS'er Michael Cambridge) en daarnaast had hij hoge functies in het bedrijfsleven.
In 1975 werd Essed de Surinaamse voorzitter van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname (CONS; de Nederlandse voorzitter was prof. F. van Dam). Met een deel van het geld dat Nederland aan Suriname bij de onafhankelijkheid in 1975 van Nederland ter beschikking had gesteld op grond van een integraal ontwikkelingsplan, werd begonnen aan de uitvoering van het West-Surinameplan. In het kader van dit plan werd van 1976 tot 1978 een 80 kilometer lange spoorweg aangelegd, van het Indianendorp Apoera naar het Bakhuisgebergte ten behoeve van bauxietwinning. Na de Sergeantencoup van 1980 is dat project uiteindelijk gestaakt, waardoor de spoorweg nooit is gebruikt. Al in een eerder stadium was duidelijk dat uitvoering van het project door onder andere gedaalde prijzen van bauxiet op de wereldmarkt waarschijnlijk verliesgevend zou worden. De laatste jaren wordt door grote bauxietmaatschappijen weer belangstelling getoond voor de bauxiet in het Bakhuisgebergte.
Na die staatsgreep in 1980 onder leiding van Desi Bouterse werd Frank Essed net als meerdere andere adviseurs en politici gearresteerd en naar de Santo Boma gevangenis gebracht. Essed heeft in totaal 9 maanden vastgezeten en kreeg in pas maart 1983 te horen dat er niets tegen hem gevonden was.
Na het verlaten van de kerstviering in het NPS-gebouw op 22 december 1988 raakte hij dodelijk gewond bij een verkeersongeluk toen hij de weg overstak waarna hij op 69-jarige leeftijd overleed in de ambulance.
Het pand aan de Dokter Sophie Redmondstraat in Paramaribo dat voorheen bekend stond als Regeringsgebouw heet tegenwoordig het "Dr. Ir. Franklin Essed gebouw". Hierin zijn onder andere het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), het Planbureau en het Kabinet van de vicepresident gevestigd. Ervoor staat sinds 1996 een borstbeeld van Essed gemaakt door Erwin de Vries. Er is ook een voetbalstadion naar Essed vernoemd.
Bibliografie
Ontwikkelings memorandum : Surinaamse natuurlijke hulpbronnen (1964)
De Universiteit van Suriname : rapport van de Commissie "Universiteit i.o." (1966)
Frank en vrij : voor en tegen van de N.P.S. (1966)
Opbouw '70 : ontwikkelingsstart der zeventiger jaren (1971)
Een volk op weg naar zelfstandigheid (1973)
De mobilisatie van het eigene : een ruimtelijk-fysieke bijdrage aan de integrale planning (1975)
Aktiviteiten in West Suriname : eerste verkenningsrapport Werkgroep West Suriname (1977)
Development history of Suriname from explanation towards mobilization and stabilization (1988)
19-04-2009
TRIBUTE TO WRITER AND NATIONALIST DOBRU
Dobru Robin “Dobru” Raveles, was born on March 29, 1935 in Paramaribo, Suriname. After attending high school, he studied law. He developed a strong sense of nationalism and during his high school period, wrote his first poem in Sranantongo, the creole language of Suriname. The source of inspiration was a Dutch schoolmaster, who doubted if one could ever write poetry in this language.He challenged Dobru and the very first poem Dobru wrote, was in Sranantongo, about poverty (“pina”).This was the beginning of his career as a poet and writer, in 1955. In 1957, he won the first price at the National Cultural Centre (“CCS”) with the poem “Fedi grabu”, which dealt with the death of his grandmother. The choices of themes came out of his social commitment, his determination to be the voice of the people for Surinamese identity. His prose stressed the Surinamese situation with emphasis on social problems, political awareness, and a strong call for independence, becauseSuriname was at that time still a colony of Holland.In his political career, Dobru was Co-founder of the Party Nationalist Republic (PNR), the politicalparty that strongly came out for independence. During his career he was a member of the National and the Latin-American Parliament (1974). In the first period of the Surinamese revolution (1980),he became the Deputy-Minister of Culture. He was also active in the field of labour. Dobru was an active member of the Suriname writers’organization, Moetete ’67 and writer’s organisation ’77. He was also a member of the Intellectuals for Sovereignty of the Peoples of the Americas. He became a free-lance journalist and wrote his political columns based on social changesfor the grassroots. He paid special attention to the peoples from the rivers, the Maroons and Amerindians. His poem “Wan Bon’ (One Tree) became well known and was translated into English, Spanish, Chinese, Hindi and Portuguese.During a visit to Guyana, Dobru learned about a meeting at the residence of the Prime Minister,where plans were made to have a Caribbean Festival. He decided to attend uninvited and he made hispoint:Suriname, although Dutch-speaking, and at the time not yet independent, was definitely a part ofthe Caribbean. At that meeting, CARIFESTA was born and Suriname with its broad-based cultural heritage became an outstanding member.Dobru kept strong ties with peoples in Latin America,the Caribbean, Africa and Asia. He became President of Suriname-Cuba Friendship Association and the North-Korean Friendship Association. With his visits to the Caribbean, the Americas, Africa and Asia, the reciting of his poetry and other Surinamese poets, and information about the country, Suriname became known worldwide. Because of his international orientation, he was able to keep close ties with other well-knownCaribbean writers.Dobru participated in CARIFESTA I, II and III. He was also co-coordinator of FESTAC Africa in 1974.He was often invited to speak about Surinamese culture and literature and to recite his poetry. In this respect, he was invited to Harvard University in the United States of America.His articles were published in the Revista casa de las Americas Havana Cuba, the Greenfield reviewUSA-Baltimore, Caliban USA-Miami, Dharm Jugh India-New Delhi, New Writings in the Caribbean Guyana-Georgetown, BIM Barbados-Bridgetown, among others.Dobru died at the age of 48 in 1983. He was nationally and internationally memorized in songs, poetry and prose. During CARIFESTA VI, in Trinidad and Tobago, he was honored as a true son of Suriname and the Caribbean.
R. “Dobru” Raveles Poet, writer, declamation-artist, politician, trade union leader.
Date of birth : March 29th, 1935 Paramaribo, Suriname
Date of demise : November 17th, 1983 Paramaribo, Suriname
Debut : “pina” (poverty)College, 1953 Famous poem : “Wan bon” (One tree)Final poem : “Grantangi” (Gratitude,Havana Cuba 1983)Quote : “My name is Suriname... I am nobody’s slave and nobody is my master”(Boodschappen uit de zon. Anthology 1982)Genres :
Poetry, prose, short stories, drama, auto-biography, politics,social protest,cultural.Politics :
(Co-founder) Party Nationalistic Republic
18-04-2009
BIRD 2009 OSPREY AIRMAIL STAMP WITH HOLOGRAM
The ospreys come to Suriname from North America. Most of them are here from August to April, but some spend the whole northern summer in Suriname, most of them fish in the lagoons in the northern part of Suriname and once as many as 30 were seen above and around the same lagoon But you can also find them fishing in rivers far from the coast. Flying over the water, they dive down with their feet first to grab a fish, then fly off to a tree to eat it.
15-04-2009
SUPPORT THE EAST GUYANE INDEPENDENCE MOVEMENT
GUYANE ORIENTALE "française"
Voici une courte présentation des principaux événements qui se sont produits dans ce pays.
A l’origine le pays était peuplé par les « Amérindiens » comme dans le reste de l’Amérique du Sud. Ils avaient leur propre civilisation, langues, art, économie etc.... Les indiens vivent toujours dans la région. Il y a environ 10.000 Amérindiens en Guyane, répartis dans six tribus différentes. La FOAG (Fédération des Organisations Amérindiennes de Guyane) est leur principale force sociale représentative. La FOAG a des rapports très étroits avec d’autres organisations autochtones de l’Amérique, particulièrement en Amazonie. Ils exigent que leurs droits soient respectés tels qu’ils sont indiqués dans la déclaration 169 de l’OIT (organisation internationale du travail). Peu après la « découverte » de l’Amérique du Sud, les Français sont venus s’établir à Cayenne en 1600 après avoir combattu les autochtones.
Voici une courte présentation des principaux événements qui se sont produits dans ce pays.
A l’origine le pays était peuplé par les « Amérindiens » comme dans le reste de l’Amérique du Sud. Ils avaient leur propre civilisation, langues, art, économie etc.... Les indiens vivent toujours dans la région. Il y a environ 10.000 Amérindiens en Guyane, répartis dans six tribus différentes. La FOAG (Fédération des Organisations Amérindiennes de Guyane) est leur principale force sociale représentative. La FOAG a des rapports très étroits avec d’autres organisations autochtones de l’Amérique, particulièrement en Amazonie. Ils exigent que leurs droits soient respectés tels qu’ils sont indiqués dans la déclaration 169 de l’OIT (organisation internationale du travail). Peu après la « découverte » de l’Amérique du Sud, les Français sont venus s’établir à Cayenne en 1600 après avoir combattu les autochtones.
Comme d’autres pays européens, la France a organisé l’esclavage et pratiqué le commerce d’esclaves noirs africains.
A partir des esclaves sur les plantations, deux sortes de personnes sont nées : les Marrons (esclaves en fuite) qui ont échappé à l’esclavage et ont rétabli une vie traditionnelle dans la forêt près des fleuves, et les Créoles qui sont restés sur les plantations, dans les villages et les villes. La plupart des Marrons (les BushiNenges) vivent au Surinam, plusieurs d’entre eux se sont établis en Guyane depuis 1700. Leur population s’élève à 15.000 personnes, principalement située près du fleuve Le Maroni, frontière avec le Surinam.
Les Créoles, plus ou moins mélangés aux anciens maîtres blancs, constituent la majeure partie de la population de Guyane : 50.000. Pendant la période de la « fièvre de l’or », la Guyane a connu plusieurs vagues d’immigration et la population s’en est trouvée plus mélangée. Il y a environ 200.000 personnes qui vivent en Guyane.
Le premier statut politique était celui de la colonie, basé sur l’esclavage. En 1946, le parlement français a imposé un autre statut pour les colonies françaises comme la Réunion, la Martinique, la Guadeloupe et la Guyane. Ces pays sont alors devenus des « départements français d’outre-mer ». Les députés des quatre colonies réclamaient à l’époque l’égalité pour tous les citoyens français, et ce statut leur a semblé être le meilleur à l’époque. Il est intéressant de noter que les quatre dernières colonies de la France étaient listées par l’ONU jusqu’en 1947 comme pays à décoloniser, et elle recevait des explications de la France au sujet de ces colonies. Ainsi, après la départementalisation de 1946, la France a prétexté cet argument « légal » pour retirer la Réunion, la Guyane, la Martinique, et la Guadeloupe et de la de la liste des pays à décoloniser.
Pas plus de trois ou quatre ans après 1946, les contestations du statut départemental ont commencé dans les trois colonies d’Amérique. Tout le monde connaît Aimé CESAIRE en Martinique, DAMAS et Justin CATAYÉE en Guyane. Justin CATAYÉE et son parti ont réclamé un Statut Spécial pour notre pays.
En 1958 la France a organisé un référendum (constitution de 1958) demandant aux ressortissants de ses colonies s’ils souhaitaient rester sous l’application des lois françaises. La Guyane était sur le point de dire « NON » mais André MALRAUX, ministre de la France, a été dépêché en Guyane et a promis que le statut spécial que le peuple guyanais demandait serait pris en compte dans la nouvelle constitution française. Alors, les leaders politiques guyanais ont demandé au peuple de voter « OUI » et d’adopter la constitution de 1958 qui confirmait l’ancrage des dernières colonies dans la France. Mais aucun changement de statut politique ne s’est produit jusqu’à présent !!
Dans les années 60 un Front démocratique a commencé à manifester dans les rues de Pointe à Pitre (Guadeloupe), de Cayenne et de Fort-de-France (Martinique). La plupart des forces politiques et sociales réclamaient alors l’autonomie. En 1962, Justin CATAYÉE, député appartenant au Parti Socialiste Guyanais (PSG), prononçait ses derniers mots à l’Assemblée Nationale Française et décidait de retourner dans son pays. Son avion s’écrasa lors de son retour au-dessus de la Guadeloupe. En 1965 le gouvernement français a décidé d’établir en Guyane un nouveau centre spatial en raison de l’indépendance de l’Algérie et du déplacement nécessaire de la base française de Hamaguir. Ils ont tenu des réunions en Guyane en répondant aux représentants du pays que la base serait une base civile seulement. En fait le centre spatial Guyanais est sous l’autorité du ministère français de la Défense et des satellites militaires y sont lancés. En mai 2001 le sous-marin nucléaire « Inflexible » a lancé un missile balistique en direction de la Guyane. Les forces militaires françaises testaient de nouveaux équipements sur ce type de sous-marin. Les forces militaires françaises basées en Guyane, sont ensuite allées rassembler la tête du missile pour analyser les résultats de ce tir.
En 1965 une autre parti progressiste s’est créé : l’UPG (l’Union du Peuple Guyanais). En 1973 la plupart des forces sociales et politiques a manifesté à Cayenne refusant l’installation de la Légion Etrangère en Guyane. Mais la France installe la Légion de force. Les légionnaires sont basés à Kourou pour s’occuper du centre spatial. Le Nouvel Observateur, un hebdomadaire français révélait en mars 2001, que la France possède un des plus grands centres secret d’écoute des télécommunications à travers le monde. Ce centre est basé à Kourou sous la protection des légionnaires.
En la même année 1973 le syndicat le plus important, l’UTG (Union des Travailleurs Guyanais), a réclamé l’indépendance pour notre pays. En décembre 1974 le gouvernement français a arrêté, déporté et emprisonné 8 militants guyanais appartenant au syndicat UTG et aux forces politiques progressistes. Deux mois plus tard la Cour de Sûreté de l’état n’a pas prononcé de condamnation en raison de l’absence de preuves évidente. C’est ce que l’on a appelé le « Complot de Noël ». Il y avait plusieurs mouvements qui réclamaient l’indépendance, en particulier le MOGUYDE (Mouvement Guyanais de décolonisation) créé en 1974.
1978 : création de l’Unité Guyanaise, un parti politique pour le socialisme et la souveraineté. En 1980, 5 militants indépendantistes ont été déportés et emprisonnés en France. Ils ont passé toute une année en prison et ont été amnistiés à la suite de l’élection du président français MITTERRAND. En 1982, la France a changé son organisation administrative en liant ses 97 départements en 22 nouveaux territoires appelés « Régions ». En même temps, sans consultation de la population locale, la Martinique, Guyane et la Guadeloupe sont devenus trois « Régions » chacune, en étant également un "département". Notre pays a maintenant deux assemblées majeures sur son territoire !
En 1983 le principal syndicat et les forces indépendantistes ont gagné trois sièges lors de la première élection « Régionale ». Celle-ci se compose de 31 sièges. Un autre parti nationaliste, le PNPG a été créé en 1986 et le MDES est né en 1991.
Depuis 1992 l’histoire sociale et politique de Guyane s’est accélérée et les événements qui s’y sont produits ont été durs et violents. Octobre 1992 : six jours de grève générale avec des barrages dans tout le pays. Le mouvement unitaire des syndicats, unissant les syndicats locaux des patrons et des employés, a bloqué tout le pays en revendiquant un « développement économique ».
En novembre 1996, 5 jours d’émeutes ont eu lieu à Cayenne. Les lycéens et les étudiants exigeaient de meilleures conditions pour leur éducation et notamment la création d’un Rectorat en Guyane. La Guyane dépendait alors du rectorat de la Martinique qui est situé à 1500 kilomètres de là. Deux ministres de la France sont venus précipitamment et le Rectorat de Guyane fut créé. La Guadeloupe a alors emboîté le pas et a exigé aussi son propre Rectorat local qu’elle a obtenu le même mois.
Jacques CHIRAC a indiqué à l’époque qu’il était normal que chaque territoire ait son propre rectorat. Pourtant, la Guyane l’avait constamment réclamé pendant les 20 dernières années ! Cinq jours d’émeutes ont eu raison de 20 ans de demandes des élus politiques. En janvier 1997, l’opinion publique entière de Guyane a décidé de tenir le plus grand forum que nous ayons jamais vu dans ce pays : les Etats Généraux du développement économique réel et durable. La France avait alors missionné son préfet en place afin d’ouvrir la première séance du forum. Quand le gouvernement français s’est rendu compte que la conclusion des Etats généraux l’accuserait et demanderait un nouveau statut politique pour la Guyane, il a refusé d’y participer, ses représentants sont sortis de la conférence et Jean-Jacques De Perretti, alors ministre des colonies a annoncé unilatéralement depuis Paris la dissolution de ce grand forum. Tout ceci s’est passé pendant la célèbre dissolution de l’Assemblée nationale française.
Dans le même temps, entre Avril et juillet 1997, des jeunes et des militants progressistes ont été ciblés par la France afin de leur faire payer le prix le Rectorat. 30 jeunes ont été arrêtés et forcés d’accuser des indépendantistes et des responsables syndicaux d’une tentative d’incendie criminel. 8 jeunes gens, deux responsables du PNPG, deux dirigeants du MDES, militants de l’UTG ont été déportés et emprisonnés en Guadeloupe et Martinique. Des émeutes et des manifestations ont éclaté encore. Après deux mois les militants étaient libérés mais toujours accusés d’avoir brûlé la porte de la maison du procureur de cayenne. Cette accusation montée de toutes pièces a conduit a un non-lieu.
14-04-2009
president venetiaan 73th birthday aniversary 2009
Runaldo Ronald Venetiaan (Paramaribo, 18 juni 1936) is een Surinaams politicus. Hij is het langst zittend staatshoofd van Suriname.
Venetiaan volgde de Mulo en van 1952 tot 1955 de Algemene Middelbare School. Daarna vertrok hij naar Nederland. Venetiaan studeerde wiskunde en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij in 1964 zijn doctoraalexamen behaalde. Vervolgens keerde hij terug naar Suriname, waar hij werkzaam was als leraar wis- en natuurkunde. Vanaf 1969 was hij directeur van de Algemene Middelbare School.
In 1973 werd hij voor de Nationale Partij Suriname minister van Onderwijs en Volksontwikkeling in de regering van Henck Arron. In 1980 kwam door de Sergeantencoup onder leiding van Desi Bouterse een eind aan het kabinet-Arron. Venetiaan werd docent aan de technische faculteit van de Anton de Kom Universiteit.
President
Nadat de democratie met de verkiezingen van 1987 was hersteld, werd Venetiaan opnieuw minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Op 24 december 1990 kwam ook het kabinet Shankar/Arron ten val door een staatsgreep ("telefooncoup").
In 1991 werd Venetiaan presidentskandidaat voor het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling. Hij werd op 7 september gekozen. Als president wist hij de invloed van de militairen verder terug te dringen. Zo slaagde hij erin Bouterse als bevelhebber te vervangen door een loyale officier. De relaties met Nederland normaliseerden, maar tot een echte hervatting van de ontwikkelingsrelatie kwam het niet. En de Surinaamse economie bleef in de versukkeling.
In 1996 won het Front opnieuw de verkiezingen. Als gevolg van een breuk in de Verenigde Hindoestaanse Partij haalde het Front echter niet de tweederdemeerderheid in het parlement die voor de verkiezing van Venetiaan als president benodigd was. In de Verenigde Volksvergadering, een kiescollege van landelijke en regionale vertegenwoordigers, behaalde de NDP-kandidaat en oud-premier Jules Wijdenbosch de zege.
Venetiaan bleef lid van De Nationale Assemblee. De regering-Wijdenbosch veroorzaakte hyperinflatie en kwam na hevige protesten ten val ("Bosje go home"). Op 12 augustus 2000 werd Ronald Venetiaan opnieuw gekozen tot president. Ook ditmaal was hij de Nieuw Front-kandidaat.
14-03-2009
coin of 1679 gold stamp issue
Historische informatie: De Papegaaienmunten zijn volgens plakkaat van 8 mei 1679 geslagen. Deze muntstukken danken hun naam aan de papegaai gezeten op een tak van waaraan 1, 2 of 4 bladeren te zien zijn. Zij waren getekend met het cijfer 1, 2 of 4 hetgeen aangeeft dat zij gangbaar waren tegen 1, 2 of 4 pond suiker ter waarde van 1 stuiver per pond. Ze kwamen voor met een ornamentele boom op de keerzijde en met een blanco keerzijde. De munten zijn zeer waarschijnlijk in Suriname geslagen. Hoewel de Staten van Zeeland, onder wier zeggenschap Suriname destijds stond, het gebruik verboden hadden, werden ze door Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (1683 – 1688), die sinds 1683 mede-eigenaar was van de Sociëteit van Suriname, bij plakkaat van 6 april 1688 toch gangbaar verklaard voor 1, 2 of 4 duit(en). De munten zijn in omloop gebleven totdat ze kennelijk door slijtage in onbruik geraakten.
14-02-2009
VISIT OF CHE GUEVARA IN SURINAME 1961
PRESENCE OF CHE GUEVARA IN SURINAME.
August 4, 1961.
Ernesto Guevara de la Serna, (El Che) on August 4, 1961 made a stopover landing at Zanderij airport. Che was on his way to the conference in Montevideo, Uruguay of the Inter-American Economic and Social. His presence for some hours in Suriname at the international airport in Zanderij, was registered in several press releases , and photos, those are in the National Archive of Suriname and were granted by Archive’s s officers to the Cuban ambassador in Suriname, Andres González Garrido.
In his trip to Montevideo, Uruguay, to participate in the meeting of the Inter-American Economic and Social Council, Che and accompanied delegation, stopped to refuel the aircraft, of Cubana Airlines, where they travelled. The Surinamese authorities offered attention to him and took measures for their security, during their stay at Zanderij airport, 50 kilometers from Paramaribo, capital of Suriname
August 4, 1961.
Ernesto Guevara de la Serna, (El Che) on August 4, 1961 made a stopover landing at Zanderij airport. Che was on his way to the conference in Montevideo, Uruguay of the Inter-American Economic and Social. His presence for some hours in Suriname at the international airport in Zanderij, was registered in several press releases , and photos, those are in the National Archive of Suriname and were granted by Archive’s s officers to the Cuban ambassador in Suriname, Andres González Garrido.
In his trip to Montevideo, Uruguay, to participate in the meeting of the Inter-American Economic and Social Council, Che and accompanied delegation, stopped to refuel the aircraft, of Cubana Airlines, where they travelled. The Surinamese authorities offered attention to him and took measures for their security, during their stay at Zanderij airport, 50 kilometers from Paramaribo, capital of Suriname
04-02-2009
TRIBUTE TO QUEEN JULIANA REIGN 1948 2008
La reine Wilhelmine ayant abdiqué le 4 septembre 1948, la reine Juliana fut intronisée le 6 septembre en présence des États généraux réunis dans la Nouvelle Église à Amsterdam. Le règne de Juliana fut marqué par d'importants événements, comme le transfert de souveraineté à l'Indonésie, en 1949, et l'indépendance du Suriname en 1975.
Juliana était très populaire auprès de ses sujets, comme le montre l'hommage fleuri qui lui était fait chaque année, au palais de Soesdijk, le jour de son anniversaire. Elle abdiqua en faveur de sa fille en 1980.
From 1927 to 1930, the Princess attended lectures at Leiden University. During this time she lived with a number of other women students in Katwijk. She chose her subjects partly to prepare her for her duties as Head of State, and partly to satisfy her personal interest in literature and religion. She joined the Women Students' Association and took an active part in a wide range of undergraduate activities. Her studies were crowned with the award of an honorary doctorate in literature and philosophy, her sponsor being the renowned historian Johan Huizinga. On leaving university, Princess Juliana acquired her own secretariat in her palace on the Kneuterdijk. Though she was not yet involved in matters of State, she represented the Royal House at many official events.
Princess Juliana's engagement to His Serene Highness Prince Bernhard of Lippe Biesterfeld was announced on the 8th September 1936 and they were married on the 7th January 1937, the date on which Princess Juliana's grandparents, King William III and Queen Emma, had married fifty-eight years earlier. A most remarkable and glittering event, the civil ceremony was held in The Hague Town Hall and the marriage was blessed in the Great Church (St. Jacobskerk), likewise in The Hague. The couple travelled together on the Golden State Coach in between ceremonies and later appeared on the balcony of Noordeinde Palace. The young couple made their home at Soestdijk Palace, Baarn.
Four daughters were born to Princess Juliana and Prince Bernhard: HRH Princess Beatrix (1938), HRH Princess Irene (1939), HRH Princess Margriet (1943) and HRH Princess Christina (1947). All the princesses were born at Soestdijk Palace, with the exception of Princess Margriet, who was born in Ottawa, Canada, during the war. The German invasion on the 10th May 1940 forced TRH the Prince and Princess and their two daughters to leave the Netherlands for the United Kingdom; the Princess remained there for a month before taking the children to Canada, where she lived in Rockcliffe, a suburb of Ottawa, until the Netherlands was liberated. Prince Bernhard, who remained in London with HM Queen Wilhelmina, was able to visit his family in Canada on several occasions. During the war, the Princess visited Suriname and the Netherlands Antilles.
In April 1945 she returned with HM Queen Wilhelmina to the liberated part of the Netherlands, settling in Breda. After the German capitulation in May 1945, the Princess took part in various relief operations to help the victims of the occupation. For several weeks in the autumn of 1947 and again in 1948 the Princess acted as Regent when, for health reasons, HM Queen Wilhelmina was unable to perform her duties. In 1948 the Queen announced her intention to abdicate and, on the 4th September 1948, HRH Princess Juliana assumed the royal prerogative, just before being presented by her mother from the balcony of the Royal Palace of Amsterdam. The new royal couple and their daughters travelled in open carriages through Amsterdam. Two days later, on 6 September, Princess Juliana's investiture as Queen of the Netherlands took place in the Nieuwe Kerk in Amsterdam. Dressed in the ermine trimmed robe of crimson velvet and wearing a diamond-embroidered bonnet, as well as a most amazing diamond and ruby stomacher and a matching necklace, the Queen arrived at the church with Prince Bernhard and swore allegiance to the Constitution inside. Afterwards there was a new cortege through the city, this time in the Golden State Coach.
In the first year of her reign, it was principally the Indonesian question that claimed Queen Juliana's attention. In 1949, she signed the documents transferring sovereignty to Indonesia in the Royal Palace on the Dam Square in Amsterdam. On 15 December 1954 Queen Juliana gave her assent to the Charter for the Kingdom of the Netherlands, which formed the basis for cooperation between the three remaining parts of the Kingdom: the Netherlands, Suriname and the Netherlands Antilles. Suriname became an independent republic in 1975 after the Queen signed the Act transferring sovereignty to the Republic of Suriname.
Juliana était très populaire auprès de ses sujets, comme le montre l'hommage fleuri qui lui était fait chaque année, au palais de Soesdijk, le jour de son anniversaire. Elle abdiqua en faveur de sa fille en 1980.
Her Majesty Queen Juliana of The Netherlands was born Her Royal Highness Princess Juliana of The Netherlands in The Hague, on the 30th April 1909, the daughter of Her Majesty Queen Wilhelmina and His Royal Highness Prince Hendrik.
She spent her childhood at Het Loo Palace in Apeldoorn, and at Noordeinde Palace and Huis ten Bosch Palace in The Hague. A small class was formed at Huis ten Bosch Palace on the advice of the educationalist Jan Ligthart so that, from the age of six, the Princess could receive her primary education with children of her own age. As the Constitution specified that she was to be ready to succeed to the throne by the age of eighteen, Princess Juliana's education proceeded at a faster pace than that of most children. On the 30th April 1927, Princess Juliana celebrated her eighteenth birthday. Under the Constitution, she had officially come of age and was entitled to assume the royal prerogative, if necessary. Two days later her mother installed her in the Council of State.
From 1927 to 1930, the Princess attended lectures at Leiden University. During this time she lived with a number of other women students in Katwijk. She chose her subjects partly to prepare her for her duties as Head of State, and partly to satisfy her personal interest in literature and religion. She joined the Women Students' Association and took an active part in a wide range of undergraduate activities. Her studies were crowned with the award of an honorary doctorate in literature and philosophy, her sponsor being the renowned historian Johan Huizinga. On leaving university, Princess Juliana acquired her own secretariat in her palace on the Kneuterdijk. Though she was not yet involved in matters of State, she represented the Royal House at many official events.
Princess Juliana's engagement to His Serene Highness Prince Bernhard of Lippe Biesterfeld was announced on the 8th September 1936 and they were married on the 7th January 1937, the date on which Princess Juliana's grandparents, King William III and Queen Emma, had married fifty-eight years earlier. A most remarkable and glittering event, the civil ceremony was held in The Hague Town Hall and the marriage was blessed in the Great Church (St. Jacobskerk), likewise in The Hague. The couple travelled together on the Golden State Coach in between ceremonies and later appeared on the balcony of Noordeinde Palace. The young couple made their home at Soestdijk Palace, Baarn.
Four daughters were born to Princess Juliana and Prince Bernhard: HRH Princess Beatrix (1938), HRH Princess Irene (1939), HRH Princess Margriet (1943) and HRH Princess Christina (1947). All the princesses were born at Soestdijk Palace, with the exception of Princess Margriet, who was born in Ottawa, Canada, during the war. The German invasion on the 10th May 1940 forced TRH the Prince and Princess and their two daughters to leave the Netherlands for the United Kingdom; the Princess remained there for a month before taking the children to Canada, where she lived in Rockcliffe, a suburb of Ottawa, until the Netherlands was liberated. Prince Bernhard, who remained in London with HM Queen Wilhelmina, was able to visit his family in Canada on several occasions. During the war, the Princess visited Suriname and the Netherlands Antilles.
In April 1945 she returned with HM Queen Wilhelmina to the liberated part of the Netherlands, settling in Breda. After the German capitulation in May 1945, the Princess took part in various relief operations to help the victims of the occupation. For several weeks in the autumn of 1947 and again in 1948 the Princess acted as Regent when, for health reasons, HM Queen Wilhelmina was unable to perform her duties. In 1948 the Queen announced her intention to abdicate and, on the 4th September 1948, HRH Princess Juliana assumed the royal prerogative, just before being presented by her mother from the balcony of the Royal Palace of Amsterdam. The new royal couple and their daughters travelled in open carriages through Amsterdam. Two days later, on 6 September, Princess Juliana's investiture as Queen of the Netherlands took place in the Nieuwe Kerk in Amsterdam. Dressed in the ermine trimmed robe of crimson velvet and wearing a diamond-embroidered bonnet, as well as a most amazing diamond and ruby stomacher and a matching necklace, the Queen arrived at the church with Prince Bernhard and swore allegiance to the Constitution inside. Afterwards there was a new cortege through the city, this time in the Golden State Coach.
In the first year of her reign, it was principally the Indonesian question that claimed Queen Juliana's attention. In 1949, she signed the documents transferring sovereignty to Indonesia in the Royal Palace on the Dam Square in Amsterdam. On 15 December 1954 Queen Juliana gave her assent to the Charter for the Kingdom of the Netherlands, which formed the basis for cooperation between the three remaining parts of the Kingdom: the Netherlands, Suriname and the Netherlands Antilles. Suriname became an independent republic in 1975 after the Queen signed the Act transferring sovereignty to the Republic of Suriname.
02-02-2009
tribute to Martin Luther King serie USA 2009
Martin Luther King, Jr., oorspronkelijk Michael Luther King, Jr. (Atlanta (Georgia), 15 januari 1929 - Memphis (Tennessee), 4 april 1968) was een Amerikaanse baptistische dominee, politiek leider en een van de meest prominente leden van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
31-01-2009
27-01-2009
TRIBUTE TO SURINAMESE AUTORS : TREFOSSA
Trefossa, pseudoniem van Henri Frans de Ziel (Paramaribo, 15 januari 1916 — Haarlem, 3 februari 1975) was een Surinaams dichter en Surinamist.
De Ziel werkte als onderwijzer. ln het maandblad Foetoeboi (Loopjongen) van J.G.A. Koenders verscheen in 1949 zijn gedicht 'Bro' (Adem). Met een Sticusa-opdracht verbleef hij van 1953 tot 1956 in Nederland. Daar verscheen in 1957 Trotji {Voorzang) waarin hij aantoonde hoe een subtiele poëzietaal het Sranan kan opleveren. Zijn inspirerend voorbeeld werd door velen gevolgd (Corly Verlooghen, Eugène Rellum, Johanna Schouten-Elsenhout, Michaël Slory), maar de verstilling, bezinning en subtiliteit van zijn vers vindt men bij weinigen.
Trefossa mijmert over de schoonheid van zijn land en dat wat daaraan afbreuk doet, maar liever dan een plaats op de barricaden is hem de droom, de bespiegeling, de rust. Terug in Suriname maakte hij deel uit van de redactie van de tijdschriften Tongoni (1958-1959) en Soela (1962-1964). Hij was kort directeur-bibliothecaris van het Cultureel Centrum Suriname (CCS). Later ging hij weer naar Nederland om aan de uitgave van de geschriften van Johannes King te werken.
In 1977 verscheen Ala poewema foe Trefossa (Alle gedichten van Trefossa). Zijn poëzie is subliem, maar zijn neoromantische proza - het verhaal 'Maanavonden' verscheen in Suriname-Zending van oktober 1944 en werd herdrukt in het Sranan in Tongoni 2 en in het Nederlands in de bloemlezing Kri, kra! (1972) - lijdt aan overcompactheid: een teveel aan informatie in een te kort bestek.
Trefossa schreef nog meer kort proza, dat werd gebundeld in een speciaal nummer van het tijdschrift Mutyama (1990).
Op 21 november 2005 werd door de president van Suriname een monument voor Trefossa onthuld aan de Sophie Redmondstraat in Paramaribo. De urnen met de as van de dichter en zijn vrouw, Hulda Walser, werden op die dag bijgezet.
Trefossa mijmert over de schoonheid van zijn land en dat wat daaraan afbreuk doet, maar liever dan een plaats op de barricaden is hem de droom, de bespiegeling, de rust. Terug in Suriname maakte hij deel uit van de redactie van de tijdschriften Tongoni (1958-1959) en Soela (1962-1964). Hij was kort directeur-bibliothecaris van het Cultureel Centrum Suriname (CCS). Later ging hij weer naar Nederland om aan de uitgave van de geschriften van Johannes King te werken.
In 1977 verscheen Ala poewema foe Trefossa (Alle gedichten van Trefossa). Zijn poëzie is subliem, maar zijn neoromantische proza - het verhaal 'Maanavonden' verscheen in Suriname-Zending van oktober 1944 en werd herdrukt in het Sranan in Tongoni 2 en in het Nederlands in de bloemlezing Kri, kra! (1972) - lijdt aan overcompactheid: een teveel aan informatie in een te kort bestek.
Trefossa schreef nog meer kort proza, dat werd gebundeld in een speciaal nummer van het tijdschrift Mutyama (1990).
Op 21 november 2005 werd door de president van Suriname een monument voor Trefossa onthuld aan de Sophie Redmondstraat in Paramaribo. De urnen met de as van de dichter en zijn vrouw, Hulda Walser, werden op die dag bijgezet.
Abonneren op:
Posts (Atom)